17
toonde aan dat de Statenzaal toen regelmatig als doorloop fungeerde
ten behoeve van de Admiraliteit (Zeeraad van Zeeland); daar werd
in dat jaar een einde aan gemaakt (op deze kwestie wordt uitvoerig
ingegaan in het volgende hoofdstuk). Mogelijk waren de twee hoge
venstertjes en het ingebouwde trappenhuis nog restanten uit de tijd
van vóór de grote brand in 1492; in ieder geval vormen beide een
complicatie in verband met het interieur van de zaal, waarover later.
Tenslotte opnieuw de tapijten. Bewijsstukken over de situatie vóór
1678 ontbreken. Eerst latere 18de-eeuwse literatuur vestigt onze
aandacht op de tapijtversiering van de zaal aan de wanden en boven
de schoorsteen. Het karakter van het interieur moet door deze serie
grotendeels zijn bepaald. Voor de beschrijving van de zeven tapijten,
waarvan één met het portret van Prins Willem van Oranje en zes de
zeeslagen van de Zeeuwen tegen de Spanjaarden uitbeelden, wordt
verwezen naar de boeken van Van de Graft, Mevrouw van Yssel-
steyn en Mevrouw Kalf, waarvan het laatste binnenkort verschijnen zal.
Wat de plaatsing betreft het volgende: De 18de-eeuwse literatuur geeft
bepaalde aanwijzingen inzake de volgorde der tapijten. Ook is bekend
welke plaats de zeeslagen aan de muren van deze zaal hebben inge
nomen. De 18de-eeuwse tekening (afb. 5), die ons is overgeleverd, zal
benut zijn door Van de Graft in zijn in 1869 verschenen boek over de
tapijten. Het is zeer wel mogelijk, dat de tapijten in deze volgorde ook
vóór 1678 in de zaal aanwezig waren, waarbij wij wellicht moeten
aannemen, dat één of twee der tapijten bij de wenteltrap in een haakse
hoek waren opgehangen, gegeven de bouwkundige situatie waarover
wij hiervoor gesproken hebben. Wellicht liet het tapijt de wand van
de trap onbedekt, waar zich de deur bevond. Bij de aanwezigheid van
een portaal bij de twee hoge venstertjes zal alleen één tapijt in een
haakse hoek opgehangen zijn. Vermoedelijk zal de gehele serie wand
tapijten alleen bij hoogtijdagen opgehangen zijn. "Rammekens" en
eventueel "Lillo" kwam/kwamen zodoende niet volledig tot zijn/hun
recht. Het is ook mogelijk dat deze twee tapijten vóór 1678 elders in
de Abdij voor aankleding en versiering zijn gebruikt.
Op afbeelding 4, uit het boek van Van de Graft, ziet men ook de volg
orde, waarin de afgevaardigden van de stemhebbende steden (in volg
orde van hun belangrijkheid) aan de tafel gezeten waren. De Eerste
Edele, of diens vertegenwoordiger, zat aan het hoofdeinde, bij de
schoorsteen, de ereplaats. Aan weerszijden van hem namen de afge
vaardigden van de zes belangrijkste steden van Zeeland plaats en
wel rechts die van Middelburg en aan de linkerzijde die van Zierikzee,
enz. Men kan veilig aannemen, dat de Statenleden vóór 1678 in deze
volgorde om de tafel gegroepeerd waren, gezien de rangorde der
steden, een patroon dat zeker in de tijd van de Republiek steeds ge
handhaafd werd, met dien verstande dat in de tijden van de stad-