ment"33 moet het eerste deel van deze rekening op de Statenzaal be
trekking hebben.
Naast het werk dat hij zelf verrichtte had Hildernisse het opzicht over
en de bemiddeling ten behoeve van werk, dat door anderen moest
worden verricht. Zo waren bij de verbouwing bij voorbeeld twee
meestersteenhouwers ingeschakeld, die te Antwerpen woonden (bij
lage C). Hij heeft hen in september 1679 een bedrag van 195:11:10
Vlaams uitbetaald. Tevoren was hem de som van 1050 guldens in
"cruys rycxdaelders tot betalinge van het arduynwerck"34 in handen
gegeven.
In de notulen van Gecommitteerde Raden van 19 december 1679 is
sprake van een uitbetaling aan Hildernisse ten behoeve van arbeid
en geleverde materialen aan "de poorte en galderye int hoff"; het is
dus mogelijk, dat hij ook betrokken was bij deze onderdelen van de
opknapbeurt.
Jacob der Kinderen, beeldsnijder te Middelburg
Jacob der Kinderen maakte tekeningen voor de Statenzaal, voor de
poort (Statenpoort), voor decoratieve details (die uitgevoerd moesten
worden door Gillis Jansen Hardewel, de andere beeldsnijder waarmee
hij samenwerkte) en voor het "kronement" op het portaal; hij ver
schafte ook tekeningen voor het wapen van Zeeland als voorbeeld
voor het borduurwerk voor de stoelbekleding. Voorts hielp hij de
steenhouwer in Antwerpen het model van de Statenpoort in potaarde
te boetseren naar zijn werktekening. Tenslotte was hij het, die het
ontwerp maakte voor het galerijtje met de zeven kolommen aan het
Abdijplein.
Jacob der Kinderen, beeldsnijder te Middelburg, blijkt aldus het be
langrijkste aandeel in de vormgeving te hebben gehad. Deze beeld
houwer in hout maakte niet alleen tekeningen voor de opknapbeurt
der Statenzaal en annexen, maar eveneens een aantal werkstukken
(bijlage E). Zijn werk bepaalde grotendeels het nieuwe uiterlijk van
de Statenzaal, zoals blijkt uit de gegevens uit zijn rekening (bijlage E).
Blijkens dit stuk vervaardigde Der Kinderen vrijwel de gehele schouw
partij, een der hoofdaccenten van het interieur, en bepaalde hij de
compositie en het ornament van dit belangrijke deel van de zaal.
Opmerkelijk is niet alleen de grote hoeveelheid lofwerk (dat later zal
zijn verguld), ook wordt in genoemde rekening gesproken over het
formeel aan de schouw. Het Willemstapijt, het wandtapijt met de af
beelding van de Prins van Oranje, moet een vierkante ruimte in be
slag hebben genomen op de schouw, waar anders op de rechtopgaande
boezem meestal een schilderstuk geplaatst werd.
Waar zouden de in zijn rekening genoemde twee grote korinthische
kapitelen van 15 duim ieder voor gediend hebben? Zij zouden in ver-
25