27 gebied van het natuursteenwerk. Bovendien waren er in de Zuidelijke Nederlanden steengroeven. Het was niet ongebruikelijk dat steenleve rantie en steenbewerking in één hand waren. Jannis Crecee, 's lants steenhouwer Andere namen, die we in de stukken tegenkomen zijn die van Jannis Crecee en diens voorganger Willem Tessink. Tessink was 's lants steenhouwer en wordt sedert 1673 (misschien ook wel eerder) ge noemd in verband met reparaties aan huizen in de Abdij en de Grafe lijke Munt. In 1674 was hij behalve 's lants steenhouwer tevens deur waarder van de Hoge Raad van Walcheren.37 Vermoedelijk adviseerde Tessink over de veranderingen, die de Staten zaal en annexen moesten ondergaan. Hij heeft echter, voor zover uit de bewaard gebleven stukken valt op te maken, niet aan de uitvoering van het werk meegedaan. Op 28 maart 1679 werd na het overlijden van Tessink de benoeming van Johannes (Jannis) Crecee goedgekeurd. Crecee, die de eed op 1 april 1679 aflegde, kon toen met zijn werk zaamheden beginnen.38 Te zamen met zijn knechts verrichtte Crecee het grove werk. Zo kapte hij het gat in de muur links naast de Muntpoort ten behoeve van de nieuwe ingang aan het Abdijplein. Ook leverde hij materialen (bijlage G). Al het oude materiaal, dat bij de verbouwing vrij kwam werd gesorteerd en daarna opgeslagen in 's Lands kelder. Barent van Eeckelen, 's lants schilder Opvolger van Jan Bitterhouck. Deze bekleedde de functie van 's lants schilder tot 1676; na zijn overlijden kwam Jan Oosthout in zijn plaats. Oosthout, woonachtig in Middelburg, werd in 1676 aangesteld als 's lants "eilandtschilder". Hij werkte onder meer aan het huis, be woond door Francois Modeus (Griffier van de Rekenkamer), aan de Grafelijke Munt en aan het 's Gravensteen. In mei 1678 kwam de aanstelling van Barent van Eeckelen ter sprake in verband met het schilderen van de huizen in de Abdij en elders.39 Blijkens de ingediende rekening (bijlage F), ten bedrage van 274:4:2 Vlms, kreeg hij omstreeks 500 werkdagen uitbetaald inclusief de 95 dagen van de fijnschilder. Het is onbekend wie de fijnschilder was. Van Eeckelen zelf is het niet geweest. In bijlage F staat bij voorbeeld op 18 maart "ick gevrocht 6 dagen, de fijnschilder gevrocht 6 dagen", de week daarop hetzelfde. Ook kunnen het niet meer geweest zijn de schilder en graveur Karei Slabbaert f 1654, Dirk van Delen f 1671, Daniël de Blieck (die de proeven in Oost-Indische inkt getekend heeft voor de meesters steen- en beeldhouwers, als aanvulling in 1665 op genomen in de Gildebrief voor het St. Lucasgilde in Middelburg waar uit één exemplaar gekozen is) t 1673 en Hendrick Berckman(s) be graven 27 maart 1679.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1978 | | pagina 45