(Fort den Haak II) de afbeelding is van het eerste schip dat van Ame- muiden naar Oost-Indië vertrok. De Kanter en Dresselhuis59 veronder stellen, dat laatstgenoemd tapijt, vroeger geplaatst tegen de oostmuur van de zaal, een gedeelte van nummer vijf (Fort den Haak I) zou zijn. In de tijd van Van de Graft was nummer zeven (Fort den Haak II) niet meer geheel aanwezig maar deed dienst als een tochtscherm van een niet goed sluitende deur. Van de afbeelding van de zaal volgens Van de Graft bestaat een vrijwel identiek exemplaar, echter van veel vroeger datum namelijk uit 1600.60 De idee van Mevrouw van Ysselsteyn is, dat de tapijten van Fort den Haak (nummer vijf en zeven), zoals op deze plattegrond uit omstreeks 1600 is aangegeven61 de noordoosthoek van de zaal hebben behangen. Zij zegt hierover "van belang is het lot, dat het patroon voor de slag bij de Haak bij Veere onderging. Het tapijt zou een hoek moeten vullen, maar Hen- drick de Maecht gaf er de voorkeur aan er twee passtukken van te maken. Te dien einde deelde hij het patroon op de minst schadelijke plaats eenvoudig in tweeën. De oplossing, of liever het gebrek aan oplossing, wat de boord betreft, is primitief en slordig. Zonder het minst op het resultaat te letten liet De Maecht eenvoudig doorweven, liet de zijboorden vervallen en maakte de zijkanten met het smalle binnenboordje af'.62 Merkwaardig is evenwel, dat bij de beschrijving door Van de Graft het tapijt van Fort den Haak I aan alle zijden een brede boord heeft van 47 cm. Op de afbeelding van de zaal uit 1783 vullen de tapijten Zierikzee (nummer zes) en Fort den Haak II (nummer zeven) de noord-oosthoek. Het onderling verband is nu verdwenen. "Fort den Haak II" viel zodoende buiten het chapiter van de zeeslagen, tenminste zo leek het. Als we nu aandacht schenken aan het tapijt van de slag bij Zierikzee (nummer zes), dan zullen wij constateren dat volgens Van de Graft dit tapijt smalle zijboorden heeft. Hij veronderstelt, dat een gedeelte van de rand is afgeknipt omdat het vlak waartegen het gehangen werd de genoegzame breedte niet had. Heeft hij wellicht in zijn voor stelling van zaken de tapijten van Fort den Haak I en Zierikzee verwisseld? Bij sommigen zal misschien de gedachte opkomen om rekening te houden met een toegang via het middeleeuwse traptorentje. De Lus- sanet is van mening dat dit aangebouwde traptorentje toentertijd geen toegang gaf van het Abdijplein naar de zaal maar naar de twee de verdieping. Wel zal dit het geval zijn in de Franse tijd, dus begin 19de eeuw, een feit dat zeker gevolgen heeft gehad voor het lot van de wandversiering daar ter plaatse. Over de ruimten tussen de ramen is eigenlijk niet gesproken. Boven de lambris bevond zich daar misschien goudleer en ook op andere 32.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1978 | | pagina 50