en van 1830 (12 mei no. 103) bepaald, dat de kosten van de vertim mering en veranderde inrichting der "Hotels" van de Provinciale Sta ten en woonhuizen der Gouverneurs (in later tijd Commissaris des Konings genoemd) uit de provinciale fondsen bestreden moesten wor den. Tevoren kwamen deze bedragen ten laste van het Rijk. De maat regel betekende voor Zeeland opnieuw een tegenslag. Herhaaldelijk werd ook daarna gewezen op de dringende en belangrijke voorzienin gen, die van jaar tot jaar groter werden. Er is echter nog iets anders dat kenmerkend is voor de weinige zorg van de overheid. Er is ook sprake van een onverantwoord beheer, waardoor de toestand van het gebouwencomplex nog aan extra geva ren blootgesteld werd. Een voorbeeld daarvan is het wegbreken in 1833 (Unger noemt het jaar 1827) van de gehele prachtige kruisgang met de daartegen staande localen van de Munt.128 De Rijksadviseurs voor de Monumenten van geschiedenis en kunst (Secretaris Jhr. V.E.L. de Stuers) berichten in 1875, dat er nog slechts drie van zulke koor gangen in Nederland zijn aan te wijzen namelijk één in Utrecht en twee te Maastricht. De oorspronkelijk als binnenmuur gebouwde zuidelijke wand (van het Statengebouw) werd dus aan alle invloeden van regen en vocht blootgesteld, waardoor de zeer kostbare daartegen gehangen historische wandtapijten in een hachelijke toestand kwamen te verkeren. Het weg breken van de kruisgang had ook ten gevolge, dat de kelders onder dit gedeelte van de oude Abdij verzakten en de gewelfbogen en klui zen braken. Wel heeft men later een zeer zwaar stuk muur in een der kelders aangebracht om de muur de hoognodige steun te geven, doch die voorziening is niet afdoende gebleken. In plaats van het uitvoeren van een herstelplan heeft men toen dit hulpmiddel toegepast en de muur aan de buitenzijde met kalk be smeerd, waardoor de ontstane gebreken gecamoufleerd werden. De scheuren werden op sommige plaatsen zó diep dat ook aan de binnen zijde de invloeden van het weer merkbaar geweest moeten zijn. Ongeveer tegelijkertijd met het afbreken van de kruisgang werden twee grote lichtkozijnen in de kamer van Gecommitteerde Raden (toen voor Gedeputeerde Staten) aangebracht zonder te letten op de gevol gen, die dit zou hebben voor de stevigheid van de zuidelijke muur. Niet alleen kwamen de zware balken zo niet voldoende op vast metsel werk te steunen, doch hun gewicht kwam ook nog boven de nieuwe ramen te rusten (afb. 3). Nog een staaltje van onverantwoord beheer wordt gevormd door het wegkloven van de muren tot op 25 a 30 cm, vermoedelijk ten behoeve van kasten voor het opbergen van stukken e.d.; hierdoor werd het nodige verband van de zuidgevelmuur ontnomen. Op de onbe duidende onderbouw van de uitgeholde muur kwam het gehele boven- 61

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1978 | | pagina 79