tige diensten zou kunnen bewijzen. Het is echter ook mogelijk, dat
het "tijdelijk" slaat op incidenteel gebruik. Hoe is de tribune in de
daarvoor bestemde ruimte aangebracht?
De "basis" hiervan werd gevormd door een "mobiel planché". Op
dit losse grondvlak werden over de gehele lengte de verhogingstreden
gemaakt voor de amfitheatersgewijs oplopende zitbanken. Een mobiel
schot, ter afsluiting van deze "publieksruimte" van de Raadzaal bui
ten de tijd der zittingen, maakte de tribune onzichtbaar als zij niet
werd gebruikt. De complete opening van 6,80 meter breed en 3,10
meter hoog werd dan dichtgezet. Het incidentele karakter van de aan
wezigheid van de tribune voor het publiek wordt ook hierdoor aan
getoond. De overweging, dat slechts zo af en toe vergaderd werd in
de Statenzaal met een openbare zitting, zal wellicht het argument ge
weest zijn tot het "mobiele" karakter van de voorzieningen.
3. De nieuwe vensters. Een schoorsteenpijp en een nieuwe kast in de
grote Raadzaal
Laten we thans aandacht schenken aan de veranderingen, die direct
betrekking hebben op de Statenzaal zelf. Aan beide zijden van de
vanouds bestaande drie vensters moest, op dezelfde onderlinge af
stand als de aanwezige, een nieuw toegevoegd worden 3,90 meter
hoog en 1,70 meter breed. De zaal kreeg hierdoor vijf in plaats van
drie ramen; blijkbaar vond men haar te donker. Voor het raam aan
de zijde van de Commissariswoning moest de ingangsdeur, die toe
gang gaf tot die woning, worden verplaatst naar het einde van de zaal.
De vijf lichtkozijnen met hun roedenindeling werden identiek aan de
bestaande vensters. De voorschriften aangaande de grenenhouten
paneelblinden, lambrisering, vensterbanken en blindenkassen133 zorg
den voor een zo gering mogelijke aantasting van de bestaande vorm
geving van de wand.
Bij de vertimmering wordt ook gesproken over het metselen van een
schoorsteenkanaal in de Raadzaal. Deze pijp moest gebouwd worden
"in het zijpinant". Op de oude opmetingstekeningen zijn een schoor
steen en een rookkanaal te zien in de zuidwest hoek van de zaal. De
aansluiting van dit rookkanaal werd als volgt omschreven: "eindigend
in een koperen trechtersgewijze pijp met een elleboog tot de voorzijde
van de pilasters en aldaar gesloten met een koperen plaat". Aan de
bovenzijde moest de nieuwe schoorsteen uitmonden in een bestaande
pijp van de bovenverdieping. We zien hier opnieuw een voorbeeld van
het lichtvaardig omspringen met de structuur van de zaalmuur; daar
enboven zullen de hoge en droge temperatuur en de hoeveelheid stof,
door deze extra warmtebron veroorzaakt, desastreuze gevolgen hebben
voor de zijde in het tapijtenweefsel. Een ander voorbeeld van het bre
ken in een hoofdmuur levert de tweede korte wand van de zaal op;
65