geen plaats meer in het interieur: Het tapijt, dat de slag bij Fort den
Haak II weergeeft, heeft, zoals wij gezien hebben aan de oostzijde
van de zaal naast de schoorsteen gehangen. Waarschijnlijk is dit het
geval geweest tot het jaar 1852 toen een wandkast op deze plek ge
maakt werd. Het tapijt zal daarna een zwervend bestaan zijn gaan
leiden. Van de Graft kon er geen opmeting en verdere beschrijving
van geven. Volgens een hem gedane mededeling werd het toen enige
jaren gebruikt aan de buitenzijde van een niet goed sluitende deur.
Gelukkig is het tapijt later voor een totale ondergang behoed.
Van de Graft schrijft dat de drie tapijten (Lillo, Zierikzee en Fort den
Haak I), die in 1852 niet meer in de zaal konden blijven hangen
(respectievelijk door het maken van de tribune aan de westwand en
de twee ramen aan de noordzijde), toen zijn "opgerold en in een ka
mer thans deel uitmakende van de Provinciale Bibliotheek voorloopig
opgeborgen zijn". Hij merkt voorts op: "Indien er geen sprake was
geweest van een nieuw op te richten museum van nationale kunst in
de oude loterijzaal te 's-Gravenhage, waarheen de tapijten toen zijn
opgezonden geworden, dan waren zij wellicht aan stof ten prooi ge
worden. Te betreuren is dat zij thans een gelijk lot ondergaan door
voortdurend opgerold in een der vertrekken van het Ministerie van
Binnenlandsche Zaken voor iedereen verscholen te liggen".134 Zij zijn
van daaruit in 1867 naar de Wereldtentoonstelling in Parijs opgezon
den, waar zij aangemerkt werden als "trois belles tapisseries, repré
sentant avec beaucoup de vérité et un travail infini les principales
batailles navales, livrées dans les mers de Hollande vers la fin du
XVI siècle".135
c. De laatste fase vóór de restauratie eind 19de eeuw
Ook in de jaren zestig van de 19de eeuw werden nog geen algemene
maatregelen genomen om het cultuurbezit in Nederland te bewaren.
Dit betekende dat merkwaardige oude gebouwen werden afgebroken
zonder dat een afbeelding was gemaakt. Bovendien werden de ontwer
pen inzake een noodzakelijke verbouwing en verandering door per
sonen vervaardigd, die het karakter en de stijl van het bouwwerk mis
kenden. Men was nog niet toe aan de mogelijkheden, die er waren om
bij het gewoon onderhoud en herstel de oude typische kenmerken
terug te brengen. Deze toestand bleef voortduren tot in 1874, toen de
Commissie van Rijksadviseurs voor de Monumenten van geschiedenis
en kunst, onder de bezielende leiding van Jhr V.E.L. de Stuers, werd
ingesteld bij Koninklijk Besluit van 8 maart 1874.136 Gedurende haar
korte bestaan - in 1879 werd de Commissie opgeheven137 heeft zij
zich regelmatig bezig gehouden met de toestand van de Middelburgse
Abdij. Uit de notulen van de vergaderingen der Rijksadviseurs blijkt
dat zij vele malen hebben beraadslaagd over de instandhouding van
67