dit "gedenkteeken van onze vaderlandsche kunst".
Reeds spoedig zijn de tapijten van de Zeeuwse Statenzaal onderwerp
van hun besprekingen. De Rijksadviseurs adviseren de exemplaren die
vóór een tiental jaren aan het Rijk waren afgestaan en in handen van
de Staat reeds veel geleden hebben, terug te geven. Zij verbinden
evenwel een voorwaarde aan hun advies: de zaal moest gerestaureerd
worden. Enige maanden later, nog in het jaar 1874138 bracht de
Stuers verslag uit over de drie thans te 's-Gravenhage bewaarde tapij
ten. "Het eenige lokaal dat er voor in te richten ware, is de audiëntie
kamer van 's Konings Commissaris. Daartoe zou een deur behoren
gesloten te worden, en een aangrenzende kamer, waar thans het oud
Provinciaal Archief opeengestapeld ligt ontruimd moeten worden, iets
dat ook in het belang van dit archief dringend nodig is. Deze maat
regelen stuiten af op het gebrek aan plaatsruimte, gebrek dat jaarlijks
grooter wordt omdat de voortdurend in aantal toenemende provinciale
ambtenaren steeds in de Abdijgebouwen vrije woning erlangen. Het
opheffen van dit voorrecht zou met een verhooging van salarissen ge
paard moeten gaan, en men mag derhalve zeggen dat hier wederom
alles op eenige penningen neer zal komen. Inmiddels zou het terug
geven der behangsels alleen kunnen geraden worden, wanneer de
hierboven genoemde maatregelen genomen werden".
Begin 1875 verenigde de Minister van Binnenlandse Zaken zich met
het advies van de Commissie om de tapijten naar het Museum (nu
Rijksmuseum geheten?) te zenden in afwachting van een algemeen
plan tot restauratie der Abdij, waarna zij naar Middelburg terugge
zonden kunnen worden.
De Rijksadviseurs hebben zich ook met andere delen van de Abdij
gebouwen bezig gehouden. De Stuers stelde voor de bestekken en de
plannen vooraf te vragen aan de hoofdingenieur van de Waterstaat,
aan wie het onderhoud van deze gebouwen was toevertrouwd.139 Na
een inspectie in de laatste dagen van december 1874 deden de heren
Cuypers en De Stuers op 14 januari 1875 mondeling verslag van hun
bevindingen. Het bleek dat het onderhoudsbestek van de Abdij in 1875
onder andere inhield, dat het herstel der zoldervensters geschiedde
naar 17de-eeuws model, terwijl de gebouwen meest alle uit de
16de eeuw dateren.140 Voorts werd in het ontwerp-bestek het inrichten
van een keuken ten behoeve van een der concierges genoemd.141 Er
staat verder te lezen: Dit werk zou geheel en al behooren nagelaten te
worden omdat het strekt tot verdere vervorming en tot het havenen
van het gebouw. Teneinde tot een afdoende verbetering en restauratie
der Abdijgebouwen te komen, was het noodig de bestemmingen van de
diverse gebouwen beter te regelen en de concierges er uit te verwij
deren. De Minister van Binnenlandse Zaken werd daarom geadviseerd
de inrichting van de keuken te laten vervallen.
68