69 Door de Rijksadviseurs werd eveneens het plan tot het verrichten van enige verfwerken aan de Abdij critisch bezien. Volgens de ont- werp-overeenkomst moesten de houten bebording en het gewelf in de anti-chambre (vertrekkamer) van de Statenkamer gezuiverd wor den en de houten panelen in de zaal van Gedeputeerde Staten geverfd. De panelen in kwestie, die gotische "cuirs" uit de 16de eeuw vertoon den, behoorden vroeger tot een andere betimmering. Zij waren zonder enig verband boven en beneden langs de muren geplaatst; een groene verf bedekte ze, aldus de rapporteurs. Zij gaven dan ook in overweging deze verfwerken te doen vervallen of in plaats daarvan andere zaken bij voorbeeld buitenwerk te laten verven omdat bij een algemeen restauratieplan de houten bekleding der muren in de genoemde loka len geheel of gedeeltelijk verplaatst zal moeten worden. Gedeputeerde Staten van Zeeland gaven op geen enkele wijze medewerking aan het werk der Rijksadviseurs. Niet alleen werd hun rapport bestreden doch ook wilden zij geen opgave doen van hun denkbeelden betreffende de inrichting der Abdijgebouwen voor het Provinciaal Bestuur. Het oor deel van Cuypers over het onderhoudsbestek van het daaropvolgende jaar, dus van 1876, luidde: Dit stuk is te onbestemd om over de te verrichten werkzaamheden te oordelen. Hij stelde daarom voor aan de regering te vragen dat de Adviseurs ingelicht zouden worden wan neer ingrijpende veranderingen aan de orde waren. Op 12 september 1878 verzoekt de Minister van Binnenlandse Zaken advies omtrent de restauratie van de vergaderzaal van Gedeputeerde Staten opdat in 1879 deze herstelling tot stand zal kunnen worden gebracht en om daarvan de nodige tekeningen over te leggen. Cuypers zegt dat de gehele Abdij opgemeten is en grotendeels in tekening werd gebracht. Aan Cuypers wordt het ontwerpen van een herstellingsplan voor de bedoelde zaal opgedragen. Op 14 november wordt besloten, dat de zaak der restau ratie in het algemeen aan Cuypers opgedragen zal worden zodra de heer Ad. Mulder, de bekwame Rijksbouwmeester voor de Monumen ten (zie afbeeldingen 9 en 10) met zijn werk gereed zal zijn. De notulen van de Commissie van de Rijksadviseurs voor de Monu menten van geschiedenis en kunst bewijzen, dat het werk van dit college van groot belang is geweest als een voorbereiding voor de restauratie der Abdijgebouwen onder leiding van Frederiks. d. Droevige toestand van de tapijten Dat de monumentale erfenis van vele eeuwen er aan het eind van de 19de eeuw droevig slecht aan toe was moge blijken uit de volgende bijzonderheden over de staat, waarin de beroemde tapijten van de Zeeuwse Statenzaal toen verkeerden. Het blijkt, dat er nog enkele tapijten meer waren dan die welke tot de genoemde serie behoren. Volgens Van Ysselsteyn zijn er bij de restau-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1978 | | pagina 87