biz. 209). Zijn leerlingen waren Comelis Jansen Tak (ibidem, blz. 212), Josias van Lokeren (ibidem, blz. 218) en Andries Antheunissen (ibidem, blz. 220). Jacob der Kinderen zou in 1682-1683 overleden zijn (ibidem, blz. 220). Uit het feit, dat hij op 23 februari 1683 nog een verzoek in diende om uitbetaling van 16:4:11 Vlaams voor beeldwerk in 't Hof (van Zeeland) volgt, dat hij in de loop van 1683 overleden moet zijn, dus niet lang na de grote verbouwing, anderzijds, dat hij ook na de op knapbeurt voor de Abdij heeft gewerkt. In 1685 zal zijn echtgenote ook overleden zijn; in dat jaar verzochten voogden van de wezen van Jacob der Kinderen namelijk betaling van twee rekeningen samen 165:2:8 Vlaams over beeldwerk, gemaakt aan de Statenjachten (Not. Zeel. 1685 - 30 april). Waarschijnlijk is ook een werkstuk van hem nog te zien geweest in mei 1940 namelijk het beeldwerk gesneden aan de grote spiegellijst, hangende in de burgemeesterskamer te Middelburg, waarvoor hij samen met het linden- hout in 1680 een bedrag van 5.— Vlaams ontving (Kesteloo, Stadsreke ningen blz. 90). Vermoedelijk is deze spiegellijst de vergulde lijst, die in 1940 verloren is gegaan en die wordt beschreven in de Catalogus van het Stedelijk Museum van Oudheden te Middelburg onder nummer 330, blz. 94. Dit was een vergulde spiegellijst, versierd met een gekroonde dubbele arend, bij wijze van fronton, met links en rechts de wapens van Johan le Sage en Christiaan Thibaut (zij waren beiden burgemeester in 1676 en 1679). Beneden had de lijst het opschrift "Dom. le Sage et Thibautio coss" (vriendelijke mededeling van de Gemeentesecretaris van Middelburg). 37. Uit de Gilderekening blijkt, dat hij in het bestuur zat van het Sint Lucas- gilde te Middelburg, namelijk als Deken van november 1677 - december 1678 (Archief Ned. Kunstgeschiedenis, VI, blz. 216). 38. Uit Gilderekeningen van het Sint Lucasgilde te Middelburg blijkt, dat ook hij in het bestuur gezeten heeft, namelijk van 1680-1682 als Beleeder en van 1682-1683 als Deken van het Gilde (Archief Ned. Kunstgeschiede nis, VI, blz. 219 en 220). 39. RAZ, Staten 680, Notulen van Gecommitteerde Raden 1678 - 28 mei. 40. RAZ, Staten 680, Notulen van Gecommitteerde Raden 1678 - 17 februari. 41. Archief Ned. Kunstgeschiedenis, VI, blz. 190. 42. Het bezit aan onroerende opstallen van de provincie, waaronder ook de Abdij viel. 43. Ouweleck ontving geld voor zijn werk aan 's Lands huys in de Abdie daer de Heer Odyck in woont", metselwerk ten behoeve van "het loge ment van de Heer Raatpensionaris in de Abdie" en dergelijke. 44. RAZ, Staten 683, Notulen van Gecommitteerde Raden 1679 - 24 oktober. 45. Deze Kamer van Directeuren had haar ontstaan te danken aan de on macht van de Republiek om de Barbarijse en Turkse rovers door haar zeemacht in bedwang te houden. De belanghebbende kooplieden zorgden er daarom door hun vertegenwoordigers voor, dat de schepen die zich in de Middellandse zee waagden, behoorlijk waren bemand en bewapend. De Staten Generaal bekrachtigden alleen de voorschriften, die de Directeuren wenselijk achtten. 46. In het RAZ bevindt zich in de Collectie van De Huybert no. 36 een losse aantekening, die op deze zaak betrekking moet hebben. De Pruisische delen voor het beleggen van vloeren waren gewoonlijk 30 a 31 Amsterdamse voeten; dit komt neer op een lengte van 8J4 a 8/2 meter. Oorspronkelijk waren 60 delen van ieder 12 duim besteld. Zij zijn echter meestal breder of smaller. Daarom werd gevraagd om een tekening van de vergaderruimte, 79

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1978 | | pagina 97