waarop behalve lengte en breedte ook aangegeven was welke gedeelten niet met de delen in de Amsterdamse voetmaat belegd behoeven te worden. Daarna zou prijsopgave worden gedaan. Hoe de affaire precies is verlopen is niet duidelijk. In ieder geval is hieruit te concluderen, dat er meer dan 26 Pruisische delen nodig zijn geweest om de zaalvloer te beleggen. 47. RAZ, Staten 683, Notulen van Gecommitteerde Raden 1679 - 16 december. 48. RAZ, Archief Rekenkamer, Archief van de Ontvanger Generaal Johan van der Stringe, 11e rekening, 1680. 49. RAZ, Staten 686, Notulen van Gecommitteerde Raden 1681 - 14 februari. RAZ, Archief Rekenkamer, Archief van de Ontfanger Generaal Johan van der Stringe, 12e rekening, 1681. 50. Het register ten Raden der stadt Middelburgh in Zeelant 25 april 1676 geeft nog enige bijzonderheden: "Deken en Beleeders van het Sint Luicas te kennen gevende, bij requeste, dat alhier van Amsterdam over vijf jaeren is koomen woonen eenen Jan Hasenbergh, en opgerecht heeft een goutleer- huys, in dewelcke hy sedert die tijt met 15 a 16 persoen heeft gevrocht, die haer heeft te kermen gegeven, dat hij niet langer sal kunnen bestaen, by aldien 't brabantse gout en silver leer 't welck alhier soo overvloedigh in- comt, en op de buers als elders publycquelijck verkoft wordt, niet en werde verboden" (Archief Ned. Kunstgeschiedenis, VI, blz. 215). 51. Gemeentearchief Amsterdam, Doop-, Trouw- en Begraafboeken 489, blz. 440. 52. RAZ, Register van de stad Middelburg. 53. Ter vergelijking, het behang in de Regtkamer van het Gemeenlandshuis van Rijnland kostte in 1671 een bedrag van 68 stuivers d'elle (is de el dezelfde als toen in Middelburg in 1678?). 54. Het is gevaarlijk te meten van een doorsnedetekening als bij voorbeeld van de zaal met tribune (afbeelding 3). De afdruk kan door de bewerking namelijk iets gekrompen zijn. Als wij uitgaan van de door de Rijksge bouwendienst verschafte plattegronden met ingeschreven maat uit 1885 en 1939 geven deze respectievelijk voor de raamzijde 15.72 en 15.73 meter. De lengte aan de zuidzijde is niet precies af te lezen. Bij de tekening uit 1885 (vermoedelijk van Redtenbacher) kom ik op 15.62 meter; het plan uit 1939 geeft daar geen maat van. 55. Van de Graft, Tapijtfabrieken, blz. 148. 56. De plattegrond van de zaal zoals die in ongeveer 1600 zou zijn geweest, opgenomen als afbeelding in het boek van Mevrouw Van Ysselsteyn (deel I, afb. 26) komt wat de afmetingen van de zaal betreft precies overeen met die van Van de Graft. Bij de plattegrond, te vinden in de Zelandia Illustrata cat. Unger II no. 534 (afb. 5) gedateerd 1783 komt de verhouding tussen lengte en breedte van de zaal niet overeen met de gegevens van Van de Graft; ook bevindt de schoorsteen zich op een andere plaats in de korte wand. 57. Zie noot 54. 58. De la Rue, Geletterd Zeelandblz. 492. 59. De Kanter en Dresselhuis, Provincie Zeeland, blz. 84. 60. De datum zal gekozen zijn om de situatie van de aflevering der tapijten aan te geven (uiteraard zonder rekening te houden met de vondsten, die ter sprake kwamen voor het bouwkundige gedeelte 61. Van Ysselsteyn, Tapijtweverijen I, afb. 26. 80

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1978 | | pagina 98