Vooropgesteld dient te worden dat van een echte vergelijking tussen de bovenstaande gegevens geen sprake kan zijn. De vroedschap van Am sterdam omvatte immers 36 leden, terwijl er in Zierikzee slechts 24 raden waren. Daar komt nog bij, dat we vooreen vergelijking tussen de diverse jaren eigenlijk zouden moeten kunnen beschikken over een spreidingsmaat. Een dergelijke maat is echter niet te construeren, als we niet weten hoe vaak elke graad van bloed- of aanverwantschap binnen een groep van 24, resp. 36 personen maximaal kon voorkomen. Tenslotte is het moeilijk te bepalen, of bijvoorbeeld een aantal van vijf tweedegraads verwantschappen ook duidt op een grotere betekenis van verwantschap, dan bijvoorbeeld tien zesdegraads verwantschappen. Toch geeft, ondanks dit voorbehoud, tabel 4.2 en tabel VI in de bijla gen, een aantal indrukken. De belangrijkste zijn: 1. De betekenis van de bloedverwantschap tussen de leden van de vroedschap is altijd gerirtger dan die van de aanverwantschap. Het veelvuldiger voorkomen van aanverwantschap heeft vanzelfspre kend verschillende oorzaken: zowel het regelmatig hertrouwen, dat we in hoofdstuk 2 reeds bespraken, als de behoefte om een verwor ven positie door een huwelijk te bestendigen, zal bijgedragen heb ben tot dit fenomeen. 2. Ondanks het grotere aantal leden van de vroedschap was de ver wantschap in Amsterdam numeriek van geringere betekenis dan in Zierikzee. Gedeeltelijk zou dit verschil veroorzaakt kunnen zijn door een geringer aantal gegevens in de genealogieën van Elias, maar erg waarschijnlijk is dat niet.25 Het is veeleer aannemelijk dat de verschillen samenhangen met de beperkingen, waarde leden van het Zierikzeese patriciaat mee te maken hadden. Het potentiële reservoir van huwelijkskandidaten zal in Amsterdam immers aan zienlijk groter geweest zijn. 3. Tenslotte, maar dat is vooral goed waarneembaar in tabel VI in de bijlagen, is er ook sprake van verschuivingen in de tijd. Globaal gesproken was in Zierikzee de verwantschap numeriek het omvang rijkst tussen ca. 1618 en 1672. Ook in de eerste jaren na de Opstand bestonden er nogal wat verwantschapsrelaties tussen vroedschaps leden. Daarentegen was er in de Amsterdamse vroedschap veeleer sprake van een geleidelijke, maar vooral ook geringe toename van het aantal relaties. De groei kwam daar eerst in de laatste decennia van de achttiende eeuw tot stilstand. Enigszins vergelijkbaar met de ontwikkeling van de verwantschap tussen de Zierikzeese vroedschapsleden, was de ontwikkeling van de verwantschap tussen de leden van de facties. Typerend is, dat er telkens één factie was die uit een groot aantal verwante personen bestond, terwijl de andere factie nauwelijks verwante leden had. De 87

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 101