HET PATRICIAAT EN DE POLITIEK HOOFDSTUK 5 Ook in Zierikzee klom langzamerhand uit de burgerij een groep regen tenfamilies omhoog, waarvan de leden hun bezigheid op den duur minder in beroep en bedrijf zochten. Die groep ging zich onderscheiden door aristocratische allures. Ook heeft ze met veel succes haar exclu sieve aanspraak op de bestuurlijke functies doen gelden. Wie niet, met name door enig huwelijk, in die groep was opgenomen, die kwam, dat werd steeds duidelijker, ook aan dat bestuurlijk werk eigenlijk niet te pas. Met een beroep op de oude privileges, die het stadsbestuur immers wilde reserveren voor de oudsten, treffelijksten en rijksten, heten zulke aanspraken zich goed vërdedigen. En zelfs een echt familiebewind werd wel verdedigd. Tegen de anti-aristocratische sentimenten, toen geuit door de burgerij, keerde zich in 1672 in een pamflet' een regent uit Tholen, één van de zeven Vrijbergens uit een totaal van veertien regenten ter plaatse, met de volgende woorden: "Dat in alle regeringe faveur van eygen vrinden werd beooght, is notoir en oock natuurlijck. En als sulcks niet geschiet in prejuditie van het ghemeen, is het oock niet ongeoorloft". Dat hij daarbij met 'vrinden' eigenlijk familieleden bedoelde blijkt duidelijk. Een alternatief voor zo'n bewind van een beperkt aantal regentenfami lies leek lange tijd niet of nauwelijks te bestaan. De kritiek van pamflet schrijvers die tijdens crisissituaties naar de pen grepen ging meestal niet erg diep. Dat gold ook voor de orangistische kritiek die in zulke span nende jaren als 1672 wel naar voren kwam. Men deed een beroep op het kritisch besef van de gewone burger en zag om naar mogelijkheden om de heren door de burgerij te laten controleren. Gaven de oude privileges die burger daartoe niet een zeker recht? Maar men mocht zijn privileges heilig achten, de burgerij was slecht geïnformeerd over de inhoud ervan. Burgermanswantrouwen kon zich soms, al dan niet spontaan, zo fel keren tegen bepaalde regenten dat hun positie in gevaar kwam. Slechte regenten moesten dan maar door betere vervangen worden vond men, en dat gebeurde ook wel een enkele maal, in een wetsverzet- ting. Maar meer vroeg men niet, want ook die burger wilde op de raadszetels in zijn stadhuis mannen hebben van aanzien en vermogen. Ook dat laatste achtte men vaak met zoveel woorden nodig: een solide regentenvermogen leek enige garantie te bieden tegen corrupte praktij ken. Zo'n groep van mensen aan wie men, zonder al te veel tegenspraak, het bestuur overlaat, ze lijkt een politiek verschijnsel bij uitstek. Maar was dat wel zo? Het hangt er uiteraard van af wat wij precies onder politiek verstaan. Men mag politiek omschrijven als de zorg voor het algemeen 91

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 105