welzijn, van de eigen nabije gemeenschap, de stad, allereerst. Vat men
het woord letterlijk op, in die ruime betekenis, dan lijdt het geen twijfel
dat onze regenten een politiek gezelschap waren. En dan was het
omvangrijke ambten bekledende deel van het patriciaat ook een poli
tieke elite. Maar er wordt ook wel onderscheid gemaakt tussen beheer
en bestuur, tussen puur-administratieve bezigheden en doelgericht
handelen op grond van de "politieke" overtuiging die men, met hart èn
verstand bij voorkeur, is toegedaan. En als wij dat onderscheid maken
dan reserveren wij voor 'politiek' meestal dat overtuigde sturen. Nu
werd dat onderscheid tijdens het Ancien Régime nog nauwelijks ge
maakt. Maar als men het al maakte, bijvoorbeeld als tijdens zo'n
crisissituatie de ene overtuiging-prinsgezindheid-tegenover de ande
re - staatsgezindheid, of later patriottisme - werd geplaatst, dan bleek
wel vaak dat vele regenten eigenlijk niet erg gediend waren van politiek
in de enge betekenis van het woord. Zij schrokken dan nogal eens terug,
niet alleen omdat de gemeente uit de band dreigde te springen, maar
ook voor de politiserende tendenties die in zo'n crisissituatie naar
voren traden. Iets van die schrik komt aan het licht in het pamflet van de
regent uit Tholen die wij al even aan het woord lieten. Hij betoogde
namelijk ook dat het beter was een goed patriot (het woord heeft hier
nog een 'kleur'loze betekenis) van gezond verstand in een ambt te
hebben dan mensen met grote geleerdheid en excentrieke koppigheid.
De overtuigingskracht van de polariserende Rampjaar-politikasters,
eendagsvliegen die de rust van zijn voor de gemeenschap zo nuttige
werk verstoorden, hij vond die blijkbaar nogal irritant.
Er zijn twee oorzaken aan te geven voor het feit dat zich in het geheel
van het politieke leven van het Ancien Régime slechts weinig echte
politisering voordeed, dat er dus maar zelden van die momenten waren
waarop belangrijke politieke kwesties aan de orde kwamen. Grote
omstreden kwesties over de internationale politiek of principiële tegen
stellingen inzake het kerkelijk beleid of het binnenlands bestuur van
gewest of Republiek, in hun sociaal-politieke samenhang, waarom
kwamen die maar zo zelden in het volle licht? Om te beginnen kwam het
doordat een groot gedeelte van de bevolking vrijwel voortdurend bui
tenspel stond. Pas als de zaken heel erg belangrijk waren raakte ook die
bevolking er bij betrokken. Maar er was ook nog een tweede oorzaak,
en die was gelegen in het feit dat nog maar weinig regenten politici
genoemd mochten worden. Het regentenwerk werd op onprofessionele
wijze verricht, als bezigheid, niet als beroep. En aan een groot aantal
van de ambten die ze bekleedden zat zeer veel werk in de puur admi
nistratieve sfeer vast. Toch waren de mannen die dat werk verrichtten
geen beambten. Er was nog geen sprake van een omvangrijke bureau
cratie. Onze "moderne" bureaucratie, met haar gesalarieerde ambts
werk, haar regels en routines, een bureaucratie die geacht wordt buiten
92