de politiek te staan, ze bestond nog niet. De regenten waren dus nog geen beambten, maar de meeste waren wel in zo sterke mate adminis trateur dat er weinig reden is ze als politici aan te duiden. Beziet men de zaken in dat licht, dan mag men dus een zeer groot gedeelte van de mannelijke leden van het patriciaat (de ambtelozen plus de juniores die nog slechts lage ambten bekleedden plus de administrateurs) niet tot de politieke elite rekenen. En dan laten wij nog het feit buiten beschou wing dat er natuurlijk onder degenen die de puur-politieke, niet-admi- nistratieve ambten bekleedden vrij velen zijn geweest die wat hun leidersgaven en stuurmanskunst betrof, duidelijk beneden de maat bleven. Dat er slechts weinig echt politieke ambten waren, wordt duidelijk wanneer wij het ambtenbestand overzien (bijlage I) waarde Zierikzee- se patriciërs van het Ancien Régime ooit van geprofiteerd hebben. Tal van ontvangerschappen en andere functies op het terrein van de over heidsfinanciën, klerkenambten en secretarisposten. brengen werk met zich mee dat geheel in de administratieve sfeer ligt, werk van een soort dat thans door ambtenaren wordt verricht. Dat geldt ook voor de bezigheden van de bemanning van een groot deel van de instellingen met een charitatief doel. En dan vormen ook tal van rechterlijke colle ges naar onze moderne opvattingen nog weer een aparte groep. Pas als wij dit alles terzijde hebben geschoven houden wij een bescheiden groep ambten over die in de bestuurlijke sfeer liggen, ambten waarin men wat gelegenheid krijgt te ijveren vooreen bepaalde politieke koers. Dat is een deel van de ambten op het niveau van gewest en generaliteit, en het burgemeestersambt. En natuurlijk werden, onder de burgemees- terlijke leiding, ook de leden van de raad soms wel wat in de echte politiek betrokken. Al bij al is dat een betrekkelijk kleine groep ambten, en daaronder zijn nogal wat functies die, vergeleken bij andere, niet bijzonder vaak door Zierikzeese regenten bekleed zijn. Dat springt naar voren in de kolom van bijlage I waarin vermeld is hoe veel personen die verschillende ambten en commissies hebben vervuld. De cijfers in die kolom verdie nen overigens wel enige toelichting. Men vindt daar grote en heel bescheiden aantallen dooreen, en dat is wel verklaarbaar. Tijdelijke commissies (gedeputeerde bij de Pacificatie van Gent, 1576, of lid van de voorlopige stadsregering in 1747) leveren uiteraard geen hoge sco res op. En voor het lidmaatschap van colleges die in de onderzochte periode permanent hebben bestaan hangt het er nog van af hoeveel leden er gelijktijdig dienden te zijn en hoe lang hun ambtsduur was. De aantallen vermeld bij vroedschappen - steeds vierentwintig en be noemd voor het leven - en burgemeesters - steeds twee en benoemd voor een jaar - vallen beide nogal hoog uit. Maar rentmeesters be- Oosten Schelde, een ambt dat één man vervulde, meestal tot zijn dood, zijn er maar weinig geweest. 93

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 107