Men dient bovendien te bedenken dat een aantal ambten slechts in een gedeelte van het onderzochte tijdvak bestaan heeft. Zo is het pensiona risambt gedurende meer dan een halve eeuw opgeheven geweest, ter wijl er voor 1735 nimmer commissarissen van de slavenbeurs zijn benoemd en voor 1756 geen rentmeesters van het legaat Mogge. Ook werden bepaalde ambten soms lang "slapende" gehouden. Er waren namelijk enkele ambten die men soms niet gebruikte en dan weer wel, bijvoorbeeld om bepaalde personen te voorzien van emolumenten of vooruitzicht op promotie. In dit verband mag de pensionaris-honorair genoemd worden, en ook de secretaris van de weeskamer. Tenslotte was het aantal ambtsbekleders in deze kolom van de bijlage natuurlijk sterk afhankelijk van de vraag of en hoe deze ambten van de stad "dependeerden". Niet ter directe begeving door de stadsregering stonden bijvoorbeeld de zuiver kerkelijke ambten en een vrij groot aantal ambten op het niveau van gewest en generaliteit. Tenslotte komen er in de lijst ambten voor van zeer bescheiden aanzien, ambten waarvan het eigenlijk verrassend is te vernemen dat er toch nog wel eens een enkele patriciër of verwant van een patriciër toe benoemd is. Dat zijn dan ambten zoals afslager van kiemenhoeke (verse vis) en zoute vis, en broodweger. Er waren, natuurlijk, van die ambten waar echte patriciërs hun neus voor ophaalden, de "kleine ambten", zoals men ze noemde. Dat brengt ons dan bij een andere kolom van de bijlage, bij de vraag hoe de tijdgenoten de diverse ambten waardeerden. Het is nu allicht wat duidelijker geworden hoe het stond met het ambtenbezit, waar het Zierikzees patriciaat doorgaans met meer harts tocht over ruziede dan over de politieke beginselen die inzake staat en kerk dienden te worden toegepast. Toch kan men dat ambtsbejag pas goed begrijpen als eerst ook nog wat aandacht besteed is aan de laatste kolom van onze bijlage. Die geeft namelijk aan hoe hoog (5) of laag (1) de tijdgenoten de verschillende ambten hebben gewaardeerd. Wij heb ben al even, op p. 12, 13 van hoofdstuk 1, verteld dat wij zo'n waarderingsschaal hebben geconstrueerd. In hoofdstuk 4 zijn wij daar, wat meer in den brede, op teruggekomen (p. 73). Voor wij gaan zien wat er met zo'n schaal te doen valt is het nodig uiteen te zetten hoe ze tot stand is gekomen. Wil men zo'n schaal construeren, dan dient men allereerst te voorko men dat aan het bestuurlijk bedrijf van zo'n voorbije periode moderne maatstaven worden aangelegd. De vraag of er enig salaris aan het ambt verbonden was is nauwelijks relevant. Ongesalarieerde functionarissen trokken uit hun ambt soms vrij wat emolumenten, en als ook die er niet waren kon het ambt nog hoogst "honorabel" zijn, bijdragen dus tot de status van de persoon die het bekleedde. Begeerd waren bovendien een aantal ambten, zoals pensionaris-honorair, die niet veel meer boden dan vooruitzicht, kans om later hoger te klimmen op de ambtenladder. 94

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 108