Behoorlijk in trek was ook een deel van die ambten die een duidelijke
verantwoordingsplicht en een grote hoeveelheid administratief werk
met zich meebrachten. Ook haalden regenten soms allerminst hun neus
op voor op het eerste gezicht onbelangrijke ambten, die, als men op de
naam ervan afgaat, wat lijken op ambachtelijke postjes, de kleine
ambten die de heren wel aan de bescheiden burgerij plachten toe te
stoppen. Toch kwam het voor dat regenten kraanmeester waren en
plaatwachter (toeziener op de verscheping van bier). Wat er dan aan de
hand was blijkt uit de notulen van één van de regentencorresponden
ties2, waar het volgende te lezen valt: "Dat soo het ampt van kraanmr.
deser staddoor een regent werd geambieerdaan denzelven de
faculteit werd gelaaten om hetzelve door een ander persoon te laaten
bedienen". Het is dan wel duidelijk dat de regent zo'n ambt ambieerde
om de emolumenten en niet om zijn handen aan het eigenlijke werk vuil
te maken, terwijl de 'ander persoon' die dat laatste wel deed van de
emolumenten verstoken bleef.
Toch was er, hoe vreemd die ook in elkaar mocht zitten, een zekere
rangorde. Men klom, vaak zonderde lagere ambten die men had prijs te
geven, naar de hogere toe. Daarbij speelden, afgezien van leeftijd en
voltooide jaren, poorterschap, formele eisen van benoembaarheid (op
leiding, examens, diploma's) nog geen rol. Men moest het dus hebben
van patronage en familiebetrekkingen. Die konden, tezamen, ook wel
geformaliseerd worden, maar dan steeds min of meer officieus, in de
'correspondentie' waartoe men behoorde en in de afspraken binnen en
door zo'n correspondentie gemaakt. Met zulke hulpmiddelen beklom
men de regenten een ambtenladder, maar geduld moesten ze daarbij
wel hebben. Met protectie en patronage kwam geen sollicitant aan een
baan die hem naar het oordeel van de verwanten, de patroon of de
correspondentie nog niet paste. En ook bij hun oordeel speelden allicht
zijn ontwikkeling, ervaring en soms ook bekwaamheid een zekere rol,
al was die dan bescheiden. Door dit alles ontstaat in regentencarrières
meestal wel een soort volgorde, die men begrijpen kan. Er zijn, tussen
wat mislukkelingen en eclatante stijgers in, heel wat regenten met
doorsnee-loopbanen te vinden. Op dat patroon kan men letten, en
bovendien bieden, zoals wij reeds opmerkten3, de tarieven van het
"amptgeld"4 en de "klassen" van de contracten van correspondentie
- één indeling uit de zeventiende en één uit het begin van de achttiende
eeuw5 - ons nogal wat houvast.
Bij sortering van die gegevens komen de ambten die gewin en macht
aanbrachten met meer nadruk naar voren dan de honorabele ambten
waaraan men status en plaatselijke invloed ontlenen kon. Dat die
klasse- en ambtgeldindelingen weinig zeggen over de vier ambten op
grond waarvan men tot de stadsregering behoorde is begrijpelijk ge
noeg. De contracten van correspondentie regelden in afzonderlijke
95