VERSLAG VAN DE CONSERVATOR OVER 1978
Zoals bekend voert het Genootschap sedert 1961 niet langer het dage
lijks beheer over de verzamelingen. Deze zijn grotendeels in bruikleen
afgestaan aan de Zeeuwse Museumstichting; een deel daarvan is in
bruikleen elders ondergebracht. Het gevolg hiervan is dat in wezen
geen direct inzicht bestaat over de omvang van de verzamelingen. Het
is daarom verheugend dat het jaarverslag van de directeur van de
Zeeuwse Museumstichting over 1978 er melding van maakt dat de
inventarisatie in 1981 gereed zal zijn. Ook met betrekking tot het
boekenbezit, dat aanwezig is in de Provinciale Bibliotheek, kan ver
wacht worden dat binnen afzienbare tijd een lijst van de eigendommen
van het Genootschap kan worden verkregen. Het niet beschikken over
een complete inventarislijst van het bezit maakt het lastig vragen hier
over te beantwoorden. Een tweetal voorbeelden kan dit verduidelijken.
In het Archief van 1927 wordt een beschrijving gegeven van een Album
Studiosorum betreffende Zeeuwse studenten aan de Leidse Academie
in de eerste helft van de 17e eeuw. Een verzoek om dit te mogen
bestuderen kon helaas niet ingewilligd worden; het album is onvind
baar. Vermoedelijk is het tengevolge van oorlogshandelingen in de
meidagen van 1940 vernietigd. Ook werd een verzoek ontvangen om in
een letterkundige studie een door Betje Wolff in 1776 getekende allego
rische voorstelling te mogen reproduceren. Deze is afgebeeld in het
werk van Van Vloten: Elizabeth Wolff-Bekker (1880). Ook aan dit
verzoek kon niet worden voldaan; deze prent is vermoedelijk ook in de
laatste wereldoorlog vernietigd.
Teneinde toch enige vorm van registratie veilig te stellen heeft het
bestuur de handgeschreven aanwinstenlijsten, die in het Zeeuws Mu
seum bewaard werden, nadat deze gefotocopieerd waren in het Rijks
archief geplaatst.
Het Instituut voor Wijsgerige en Historische Pedagogiek te Nijmegen
vroeg inlichtingen over de beantwoording van een prijsvraag door het
Genootschap in 1779 uitgeschreven, over de mogelijke verbeteringen
van de openbare, vooral de Nederduitse scholen. Het was niet moeilijk
de vragen te beantwoorden, omdat het oud-archief goed geordend is en
omdat bovendien een groot deel van de ingekomen brieven uit die tijd
bewaard gebleven zijn. Van de uitgaande correspondentie uit die tijd
zijn evenwel weinig afschriften bewaard gebleven. Het is daarom ver
heugend dat de verzameling brieven in het oud-archief uitgebreid kon
worden met fotocopieën van de uitgaande brieven die aangetroffen
werden in de handschriften-verzameling in het Museum Meermanno-
Westreenianum.
XII