vaker stijging over tamelijk grote afstand voorkwam dan in de achttien
de, maar dat de stijgingsfrequentie in beide eeuwen even groot was. Nu
was die opneming van nieuwelingen in het patriciaat onvermijdelijk.
Terwijl de regerende colleges voltallig dienden te blijven waren er
families die, door afneming van aantal en ook wel door verhuizing naar
elders, buitenspel raakten en verdwenen. En dus drongen er nieuwelin
gen in het regeerkasteel door, mensen die trouwens bij hun benoeming
meestal al wel verzwagerd waren aan de regerende families.
Echte sociale daling kwam intussen weinig voor. Men wist zich, althans
voor 1750, doorgaans heel goed te handhaven en hield, zo nodig, wel
eens een zwakke broeder overeind. Natuurlijk, er raakte ook vóór 1750
wel een enkeling buitenspel, zoals de man die omstreeks het midden
van de zeventiende eeuw "civiliter mortuus" verklaard werd.10 Elders
treft men onder de bij een wetsverzetting plotseling benoemde en dus
vaak nog niet volledig geaccepteerde nieuwelingen nog wel eens
iemand aan die zich in de nieuwe omgeving niet wist te handhaven.
Maar in Zierikzee komen zulke personen, begrijpelijk genoeg, eigenlijk
niet voor.11 De wetsverzettingen troffen en begunstigden hier namelijk
steeds een tamelijk klein aantal personen. Er waren zeven, drie en zes
afgezetten respectievelijk in 1672, 1747 en 1788.
Zierikzee zou op grond van deze aantallen zowaar een orangistische
stad kunnen lijken. Maar de stad was, in 1787, uitgesproken patriots en
ze maakt ook voor dat jaartal, en met name in 1672 en 1747, meestal
geen oranjegezinde indruk. Een uitzondering was de periode 1685-1705.
Maar overigens krijgt men in de twee eeuwen voor 1780 eigenlijk zelden
een kans de stad en haar regenten een partijpolitieke kleur toe te kennen.
Met behulp van de feiten die De Vos over de vroedschappen meedeelt
zijn tot 1747 slechts 10 personen als duidelijk prinsgezind identificeer
baar. Ook kan men bij De Vos in totaal slechts zeven personen op echte
staatsgezindheid betrappen. En voor het laatst van de achttiende eeuw
komen er dan nog eens vijf prinsgezinde en acht uitgesproken patriotse
vroedschappen bij. Natuurlijk, het is bekend genoeg dat de stadsrege
ring als geheel meermalen op een duidelijk partijdig lijkende koers heeft
gevaren. En dus zal er dan ook wel een meerderheid in de raad geweest
zijn die aan die koers in feite de vereiste steun gaf. Maar het is dus,
desondanks, niet gemakkelijk onder de raadsleden kleurechte en over
tuigde partijgangers te vinden. Wil men het politieke groepsleven onder
het Zierikzeese patriciaat onderzoeken dan valt er, zoals nog blijken
zal, genoeg te doen met de facties, de afzonderlijke correspondenties
die met elkaar, van 1652 af tot het midden van de achttiende eeuw,
telkens nieuwe contracten sloten. Van de meeste vroedschappen uit die
periode is het wèl te achterhalen tot welke van de twee corresponden
ties ze behoorden. Maar de traditionele politieke partijen, staatsgezin-
den, oranjeklanten en zelfs patriotten, zij blijven, wat men ook pro
beert, nogal schimmig.
98