overigens duidelijk genoeg. In een stadhouderloos tijdvak kwamen de bemoeienissen van de stadhouder met de magistraatsbestelling te ver vallen. Dat was uiteraard een toestand die men ook in Zierikzee, ook al kon de beperkte stadhouderlijke inmenging daar nooit erg hinderlijk worden, maar al te graag handhaafde. Het wordt daarom ook tijd om uitvoeriger op de contracten van corres pondentie in te gaan, de afspraken over de ambtenbegeving afgesloten van het midden van de zeventiende tot het midden van de achttiende eeuw, tussen twee groepen Zierikzeese regenten. Dit lijkt wellicht een onderwerp dat bij partijpolitiek slecht aansluit, maar de partijen en de facties konden elkaar soms over en weer beïnvloeden, hetzij verster ken, hetzij doorkruisen. Van beïnvloeding was trouwens meteen sprake aan het begin. Het oudste Zierikzeese contract van correspondentie werd namelijk afge sloten in 1652, toen er van stadhouderlijke bemoeienis met de Zierik zeese magistraat sinds kort geen sprake meer was. Er waren voordien conflicten geweest tussen twee groepen leden van de stadsregering. En daar kon men, nu er geen stadhouderlijke pottenkijkerij meer te duch ten viel, dooreen afspraak een eind aan proberen te maken. Men wilde de "gemeene ruste" bevorderen en een eind maken aan "brighuen, cuiperijen en snode practijken, waardoor 't gemeenebest ten hoogsten wert geturbeert". Voortaan zouden "vrede, vrientschap en onderlinge correspondentie" worden onderhouden. Door het algemeen negatieve oordeel over deze contracten is het thans bijna onmogelijk geworden zulke retoriek te lezen zonder er spottend bij te glimlachen. Maar de heren waren ongetwijfeld oprecht toen zij die woorden neerschreven. Zij waren niet minder oprecht en goedwillend toen zij besloten het contract "secreet te houden". Niet alleen de stadhouder kon immers een storende factor worden, maar ook de gemeente. En dan zou de "gemeene ruste" toch weer worden "geturbeert". Woltjer heeft in een kort opstel, dat nooit werd uitgegeven17, de beide facties die dit contract afsloten en hun faits et gestes tot het jaar 1672 geanalyseerd. Hij heeft ze de groenen en de roden genoemd en dat zullen wij, verder kijkend dan dat jaartal, hier ook doen.18 Woltjer kwam reeds tot de conclusie dat de negen roden, waaronder Job de Jonge (zie hiervóór, p. 84), die het oorspronkelijke contract afsloten een deftig kluwen van verwanten vormden, terwijl er tussen de vijftien groenen, die niet allemaal even deftig waren - er waren bijvoorbeeld wat winkeliers onder - veel minder onderlinge verwantschap bestond. Aan de hand van de gegevens over de leeftijd waarop men belijdenis deed kwam Woltjer bovendien, na wat aarzeling, tot de conclusie dat de groenen wat kerkser waren dan de roden. Van de achttien roden voor wie hij deze gegevens kon achterhalen deden namelijk slechts vijf voor hun vijfentwintigste belijdenis, en van de twintig groenen waren dat er 102

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 116