ook. Zeker is dat stabiliteit en continuïteit in Zierikzee in de tweede helft van de achttiende eeuw verloren zijn gegaan, niet alleen wat het economische, maar ook wat het politieke leven betreft. Hoe direct was het verband tussen dat laatste feit en de verdwijning van het contract in de oude vorm, met twee facties die het samen trachtten na te leven? Wij kunnen er eigenlijk slechts naar gissen. Wij kunnen tot 1747 zien hoe de ledentallen van die facties en hun bemoeienis toenamen, terwijl ver schillen en geschillen ertussen, die bleven bestaan, zo goed en zo kwaad als dat ging werden gladgestreken met behulp van een steeds verfijnder bewerktuiging. In dat licht mag de vraag worden gesteld hoe de verdwijning van die facties te verklaren is en welke gevolgen ze heeft gehad. De gebeurtenissen in Zierikzee in 1747 waren dramatisch genoeg. Ge vaarlijk-nabije oorlogvoering en de herinvoering van het stadhouder schap leidden tot oproer waarin stedelingen èn plattelanders zich tegen de zittende regenten keerden. De stad stond enige tijd onder een in terim-bewind van wat burgers, predikanten en Schouwenaars. Tenslot te werd, op drie personen na, de oude regering hersteld. Van dat drietal, een wat onvrome oud-burgemeester en twee regenten van besproken levensgedrag, kan allerminst gezegd worden dat zij typische anti-oran gisten waren. Zij waren wel de gemeente onwelgevallig. In dit alles weerspiegelt zich nogal duidelijk hoe onverwacht een nieuw orangisme door de gebeurtenissen in mei in Veere23 uit de lucht was komen vallen. Maar er moest met dit orangisme rekening gehouden worden. Er werd een nieuw contract van correspondentie, het vijfde dus, opgemaakt in november 1747. Dit nieuwe contract was nodig nu er weereen stadhou der was met invloed op de benoeming van Zierikzeese schepenen en vroedschappen. Men wilde 's Prinsen goedkeuring en garantie vragen op die overeenkomst. Het waren echter de Zeeuwse Staten die in 1751 een streep door deze rekening haalden. Zes jaar nadien pas kwam het zesde en laatste contract tot stand, en daarin brak men met de oude gewoonte de afspraak tussen twee groepen af te sluiten. Dat liet, zo schreef men, de "constitutie van de Regeeringe" niet meer toe, het was niet "gepermitteerd". Het heette zelfs dat bij het bestaan van twee "colommen" de zaak aan "confusie en verwarringe" zou worden blootgesteld. Wij mogen aannemen dat verschillende ondertekenaars hier, op grond van hun ervaring, glimlachend een vraagteken bij kon den zetten. Een laatste argument werd tenslotte nog even aangestipt, dat "de Heeren van den Rade tegenwoordig geen meester zijn van de Electie van Schepens en Raden". Het hersteld stadhouderschap droeg er dus toe bij dat de afspraak nu door één grote club, die alle regenten omvatte, werd gemaakt. En die afspraak is blijven bestaan en nageleefd ook, tot het einde van de Republiek. Maar er was ook aan de inhoud van de reglementen het nodige veranderd. Men verkreeg zijn ambten nu bij 106

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 120