HET PATRICIAAT IN ZIERIKZEE
TIJDENS DE REPUBLIEK
1
door H. van Dijk en D.J. Roorda
INLEIDING
Er is veel geschreven over het verleden van de stad Zierikzee, zijn groei
en bloei en zijn lotgeval ook in minder fleurige tijden. Daarbij kwam van
terzijde ook wel het een en ander aan het licht over het Zierikzeese
patriciaat, de families die daar gedurende lange tijd het bestuur beheer
sten en in het sociale leven de toon aangaven. Maar het is ook mogelijk
gebleken op dit Zierikzees patriciaat in het bijzonder de aandacht te
richten. Met feitenmateriaal uit het degelijke werk van de Zierikzeese
archivaris P.D. de Vos, met gegevens met name afkomstig uit diens
boek over De vroedschap van Zierikzee, van 1931, schraagden wij in
1971 een tweetal publicaties' over het regentenpatriciaat van de Repu
bliek, waarin de Zierikzeese vroedschappen een belangrijke rol speel
den. Thans stelt het werk van De Vos, te zamen met andere bronnen,
waaronder vrij wat archivalia, ons ook nog in staat op het Zierikzeese
patriciaat als geheel - dus niet alleen op de leden van de vroedschap - in
het bijzonder de schijnwerper te richten. Dat patriciaat willen wij, waar
mogelijk, bezien in zijn relatie met de stad, vandaar de titel van deze
publicatie. Dat betekent bijvoorbeeld dat in Zierikzee geboren en geto
gen patriciërs die tussen de late zestiende en het eind van de achttiende
eeuw te eniger tijd in Middelburg of Den Haag overheidsfuncties van
gewicht gingen bekleden, voor ons werk nog wel van enig belang zijn,
maar toch niet van zo'n groot belang dat het nodig zou zijn hen ook
buiten hun vaderstad op de voet te gaan volgen. Het betekent ook dat
van elders komende patriciërs voor ons pas personen van gewicht
worden op het moment waarop zij zich in Zierikzee vestigen om daar
een rol te spelen.
In de volgende pagina's zal wel duidelijk worden welke vragen wij met
betrekking tot die patriciërs van vroeger dagen hebben gesteld en hoe
wij hebben gepoogd ze te beantwoorden. Maar één ding dient reeds nu
gezegd te worden. Wij moeten namelijk de lezer, die wellicht een
historisch exposé van heel andere aard verwacht, voorbereiden op wat
volgt: een hier en daar nogal technisch aandoend relaas over de uitkom
sten van onze onderzoekingen. Men mag het onderzoek dat aan deze
publicatie ten grondslag ligt "prosopografisch" noemen. Wij zullen dat
moeilijke woord verderop wel omstandig uitleggen, maar we kunnen
het ook nu reeds op heel simpele wijze omlijnen. Wij hebben het
genealogische werk van De Vos en onze andere bronnen gebruikt om