den. De Franse koning Charles V bepaalde in 1364, dat ter ere van de heilige Drieëenheid voortaan het getal lelies op zijn wapen op drie werd gesteld. De Engelse koning Henry IV volgde in 1411 dit voorbeeld; sinds 1340 (en tot 1802) voerden de Engelse koningen de Franse lelies in hun gekwartileerd wapen, als teken van hun aanspraken op de Franse kroon. De Bourgondische hertogen schijnen nooit een beperking van het aantal lelies te hebben voorgeschreven. Dat zij zegels en wapenaf beeldingen hebben nagelaten met duidelijk niet meer dan drie lelies, zal liggen aan de vrijheid van de betrokken vaklieden. Voor de Bourgondische hertogen waren de getallen veertien (tweemaal zeven) en zeventien kennelijk eerbiedwaardige getallen, hetgeen onze lezers opgevallen moet zijn bij de beschouwing van de met landenwa- pens versierde Bourgondische miniaturen. Philips de Goede liet zijn landenwapens afbeelden in twee rijen van zeven. Karei de Stoute liet op de gedrukte wapenprent uit 1468 zeventien landenwapens aanbren gen. Op de krijgsverordeningen uit 1473 blijkt het getal tot negentien te zijn gestegen door de verwerving van Gelre en Zutphen. Op de minia tuur van het St. Annagilde uit 1477 te Windsor is het getal teruggebracht tot veertien en dit zelfs ten koste van Luxemburg en Antwerpen. Op het dubbelportret uit 1494 zijn Philips de Schone en Margaretha van Oos tenrijk beiden omringd door opnieuw zeventien landenwapens. Op het portret van Margaretha ontbreken de schilden van het mark graafschap Antwerpen en van Charolais, maar Gelre, Zutphen en Luxemburg zijn aanwezig, zoals het behoort.1S Er wordt ook hier rekening gehouden met volgorde in rang, het maakt geen verschil of de gebieden leenroerig zijn aan de Duitse keizer of aan de Franse koning. Dit verandert ook niet tijdens het bewind van keizer Karei V. Hij is er niet in geslaagd van het hertogdom Bourgondië méér dan louter de titel te herwinnen, ondanks zijn langdurige oorlogen met de Franse koning. Daar staat tegenover de verwerving in 1528 van het Sticht Utrecht en het Oversticht Overijssel met Drenthe) en van Groningen in 1536, alsmede het herstel van het Habsburgs bewind in Gelre en Zutphen (1543). Volledigheidshalve wordt vermeld, dat Vlaanderen en Artois en de Doornikse enclaves bij de vrede van Madrid in 1526 ontheven zijn van de leenroerigheid aan de Franse kroon. De stad Doornik was reeds in 1521 door de Franse koning afgestaan. Doornik en het Doornikse (Le Toumaisis), ofschoon beschouwd als delen van het graafschap Vlaan deren, werden voortaan voor de belastingen (beden) afzonderlijk aan geslagen. Daarom mochten zij ook eigen afgevaardigden naar de Staten Generaal sturen. 152

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 188