wapenschild en deze wapenspreuk onverbrekelijk geworden is. Wij
komen hier later op terug; eerst dient de vraag beantwoord, wat de
voorgangsters van die penning uit 1586 zijn geweest.
Bezien wij om te beginnen de penningen, waarop het wapen geen
hoofdmotief vormt maar als bijkomstig element in een andere afbeel
ding is ingepast. Daarvan zijn drie voorbeelden bekend:
Een penning4 (Afb. 1met op de voorzijde de borstbeelden van Karei V
en zijn opvolger Philips II en het randschrift "Fortitudo et laus nostra
Dominus", op de keerzijde een weegschaal, opgehangen aan het
Zeeuwse wapen, met het jaartal van de troonsopvolging 1555 en het op
de weegschaal toepasselijke onderschrift: "Statera iusta et equa sint
pondera".5
Een legpenning, gediend hebbend bij het afhoren op 18 juni 1562 van de
rekening van de buitengewone bede over 1560, afgelegd door de
rentmeester van Beoosten Schelde Jeronimus van Serooskerke6 (Afb.
2). Hier is op de voorzijde, onder het wapen van Zeeland, een schip in
woeste zee afgebeeld met daarin de discipelen van Jezus, die angstig
hun rustig slapende meester wekken. Hun kreet: "Domine salva nos,
perimus" is in het randschrift opgenomen met het jaartal 1562. De
keerzijde toont een koning rijdend op een zeepaard; het bijbehorende
randschrift luidt: "In mari via tua et semitae tuae in aquis mul(tis)".7
De derde penning, uit 15828 (Afb. 3), geeft weer hoe de profeet Ahiaaan
Jerobeam, de latere koning over Israël, de splitsing van het rijk voor
zegt. Onderaan op de keerzijde staat het wapen van Zeeland en daarbo
ven de stam van Oranje met drie daarop geënte takken, die misschien
de drie huwelijken van prins Willem symboliseren of anders zijn drie
stemmen in de Zeeuwse Staten: die van de eerste edele, Vlissingen en
Veere. De randschriften op beide zijden: "Sic transfert D(omi)n(u)s
regna" en: "Confirma, D(omi)ne, opus tuum", slaan duidelijk op het
daarbij afgebeelde.9
De twee eerstgenoemde penningen citeren bijbelteksten, toepasselijk
gemaakt op de eigen situatie. Dit kwam ook elders voor. In Zeeland zal
de invloed van de Middelburgse abt wel meegespeeld hebben, maar die
gaf in ieder geval niet de doorslag; immers, ook na de opheffing van de
abdij bleven de randschriften een godsdienstig karakter behouden.
Ontwerper van de spreuken voor de derde penning was de thesaurier
van Zeeland, Jacob Valcke. Eenmaal kreeg hij opdracht daartoe van
Gecommitteerde Raden10, maar hij zal zich naar alle waarschijnlijkheid
ook bij latere gelegenheden daarmee bezig zijn blijven houden.
De hiervóór vermelde randschriften hebben geen betrekking op het
Zeeuwse wapen. Dit wapen neemt op de penningen dan ook slechts een
zeer bescheiden plaats in. Maar zelfs wanneer het beeldveld geheel
door het wapenschild wordt ingenomen, valt menigmaal geen of alleen
maar onduidelijke samenhang te constateren. Het oudste stuk van dit
159