randschrift op de keerzijde geen betrekking heeft op het wapen dat het vergezelt, maar op de afbeelding aan de voorzijde. In 1549 is dat overduidelijk reeds het geval. In 1552 en 1570 speelt het in mindere mate; men kan zich nl. voorstellen dat de vrees voor watergeweld, waarvan het randschrift getuigt, geprojecteerd op het wapenschild de bijgedachte heeft gewekt dat de Zeeuwse leeuw strijd zou voeren tegen aanstormende vloedgolven. Dat kan dan nog in de hand gewerkt zijn door het reeds gememoreerde feit, dat de oorspronkelijke rechte door snijding van het wapenschild in de penningkunst door een golflijn vervangen is. Het is niet zeker of men toen al in de voorstelling op het Zeeuwse wapen een worsteling tegen het water begon te zien, maar wel staat vast dat die symboliek destijds nog geen algemene ingang gevon den had. Dat gebeurde pas een a twee generaties later23, zodat de penningen van 1552 en 1570 op zijn hoogst een prematuur voorspel tot zulk een interpretatie te zien kunnen geven. Wanneer de Zeeuw in de 16e eeuw in zijn wapen een strijdende leeuw zag, was hij veeleer geneigd aan iets totaal anders te denken. Op de penning van 1562 vocht de leeuw niet tegen het water: afbeelding en onderschrift zinspeelden op de naderende crisis in het Habsburgse bewind, die kort daarop tot een gewelddadige uitbarsting kwam. Zee land koos nu partij voor Oranje. Nadat het in de strijd tegen Spanje al op een reeks geslaagde vlootoperaties had kunnen bogen24, verenigde het zich met de andere opstandige gewesten in de Unie van Utrecht. De penning uit 1580, het jaar na de Unie, proclameerde dat Zeeland in de oorlog te water haar bijzondere opdracht zag. De laatste stap op die weg was, dat de oorlog in het algemeen onderwerp van Zeeuwse pen ningkunst werd. Die stap werd gezet met de penning van 1584 en die van 1586, op welke laatste het randschrift "Luctor et emergo" zoals gezegd zijn intrede doet om het provinciewapen. De bedoelde penning werd geslagen om het verdrag van Nonesuch van 1585 te vieren, waarbij Elisabeth van Engeland steun aan de opstand toezegde (Afb. 10). Op de voorzijde prijkt het gekroonde wapen van Zeeland, omringd door de wapenschildjes van de eerste edele, van de zes stemhebbende steden en van de stad Reimerswaal, die overigens haar stemrecht in de Staten al verloren had.2S De keerzijde vertoont als gebruikelijk het provinciewapen met kroon en het randschrift luidt: "Autore Deo, favente regina, luctor et emergo. 1586".26 Dit randschrift is vanwege zijn lengte in twee stukken gehakt en over beide zijden verdeeld, wat voor Zeeland toen nog een novum beteken de. Een dergelijke verdeling werd hier later vaker toegepast27, maar was in andere provincies al lang in gebruik. Enkele voorbeelden uit vele: a. een penning op de Keulse vredesonderhandelingen van 1579 met randschrift: "Caesaris auspicio/ te poscimus omnes28 (Afb. 11); 161

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 203