provinciewapen, nog in de oude, rechtdoorsneden vorm en zonder
wapenspreuk36 (Afb. 17).
Tussen 1591 en 1599, in dezelfde tijd dus, lieten de Staten voor het
logement van de prins de beroemde tapijten vervaardigen, voorstellen
de gevechten op de Zeeuwse wateren tegen de Spaanse vloot.37 Die
gevechten hadden zich afgespeeld in de periode van de overgang van
Vlissingen in 1572 tot aan de Pacificatie van Gent in 1576. In de hoeken
van de tapijtranden werd het provincie wapen aangebracht, ook weer
nog zonder wapenspreuk.
Toch lijkt het "Luctor et emergo" juist bij uitstek toepasselijk op het
aandeel van de Zeeuwse marine in de vrijheidsstrijd. Niettemin had de
Zeeuwse Admiraliteit daar toch wel wat moeite mee. Zij liet in 1592 een
rekenpenning slaan (Afb. 18) met op de keerzijde om haar wapen - het
Zeeuwse wapenschild geplaatst voor twee gekruiste ankers - de
spreuk: "Pars excubat optima" en het jaartal als randschrift.38 Het
eerste voorbeeld van het Admiraliteitswapen in combinatie met "Luc
tor et emergo" stamt pas uit 159339(Afb. 19). Dit wordt herhaald bij een
twee jaar jongere penning40 (Afb. 20), maar op de beide door Van Loon
afgebeelde penningen uit 1598 (Afb. 21) wordt het Admiraliteitswa
pen wederom vergezeld van het randschrift: "Deus causam nostram
agit".41
Bij de groep penningen met het Zeeuwse wapen, afkomstig van de
Staten en de Rekenkamer, tekent zich een duidelijker lijn af dan bij de
Admiraliteitspenningen. Eerst dient opgemerkt dat de dispositie van
1586 - een lange spreuk, verdeeld over de twee zijden met op één
daarvan het wapen - daar nog een paar keer voorkomt. Op een penning
uit 1589, geslagen na de ramp van de Armada (Afb. 22), leest men de
tekst van psalm 115,1: "Non nobis Domine,non nobis/ sed nomini tuo
da gloriam. 1589"42, en op een penning uit 1600 een aanhaling uit
Seneca als motto voorde slag bij Nieuwpoort: "Quos dies vidit veniens
superbos/ hos dies vidit fugiens iacentes"43 (Afb. 23). Daartussenin
komen wij in 1595 uit psalm 27,14 tegen: "Expecta Dominum, viriliter
age/ et ille roborabit cor tuum"44 (Afb. 24). Het tweede deel van die
laatste tekst omrandt een veld dat, evenals op de Statenzegels, geheel
wordt ingenomen door de uit het water opkomende leeuw.
Talrijker zijn de penningen met wapenschild, waar voor- en keerzijde
een afzonderlijk randschrift hebben. Het wapenschild is steeds ge
kroond en wordt vergezeld van diverse teksten, waarvan Van Loon
voor de jaren na 1586 de volgende citeert:
1588. "Calculi Ordinum Zelandiae". Het wapen is hier, zoals op de
penning uit 1586, omringd door de schilden van de eerste edele en zeven
steden45 (Afb. 25).
1588. "Soli Deo gloria"46 (Afb. 26).
1592. "Ne temere"47 (Afb. 27).
164