nostra D(omi)n(u)s exercituum"57, ende op de zilveren Zeeuwsche
daalders ende andere, op de sijde van de wapen van Zeeland: "Luctor
et emergo" ",58 De diepere zin van dit Statenbesluit was het geloof dat
Goddelijke bijstand meer is dan menselijke inspanning; vandaar dat
voor de eerste spreuk de nobel, een goudstuk, werd gereserveerd,
terwijl voorde tweede zilvergeld goed genoeg was.
Verkades Muntboek geeft voorbeelden van zilveren en ook van kope
ren munten, geslagen volgens het Statenbesluit van 1601: een zilveren
schelling en een oordje uit dat jaar en een stuiver uit 1602.59 In 1602
werden evenwel ook zilveren arendsdaalders gemunt met het opschrift:
"Si Deus nobiscum, quis contra nos". Deze daalders vertonen een
dubbele adelaar met op de borst een klein wapenschild van Zeeland.60
Maar wanneer op jongere munten het wapen begeleid wordt door een
spreuk - hetgeen niet steeds het geval is - luidt die spreuk onverander
lijk: "Luctor et emergo".6' Conclusie: het samengaan van deze spreuk
en dit wapen, bij peqningen reeds tegen het einde van de 16e eeuw een
normaal verschijnsel, is in het muntwezen een vast gegeven geworden
aan het begin van de 17e eeuw. Tegelijkertijd, en vermoedelijk in
wisselwerking hiermee, verbindt zich ook het wapen aan het hoofd der
publikaties tot een eenheid met de spreuk "Luctor et emergo". Zo is
deze de officiële Zeeuwse wapenspreuk geworden.
Wij zijn ervan uitgegaan dat "Luctor et emergo" in oorsprong slechts
de helft van een randschrift op een rekenpenning is geweest en dat dit
randschrift voluit alleen voorkomt op een penning uit 1586. Daarbij is
bewust buiten beschouwing gelaten, dat Van Loon nog een penning
met wapenschild en "Luctor et emergo" reproduceert, die volgens
hem al in 1584, dus twee jaar eerder, geslagen moet zijn.62 Deze
penning draagt evenwel geen jaartal en er zijn ook geen andere argu
menten die voor Van Loons datering pleiten (Afb. 43).
De voorzijde beeldt een ijsvogel afin de vlucht naar zijn nest, dat op de
baren dobbert; daaromheen het bekende devies van Willem I: "Saevis
tranquillus in undis". Van Loon betrok deze voorstelling terecht op de
prins en vond blijkbaar in diens gewelddadige dood in 1584 het meest
geschikte aanknopingspunt voor een datering.63 Maar dan zou men
toch wel een toespeling daarop verwachten en die is niet te vinden.
Numismatici leggen dan ook al enige tijd geen verband meer met de
moordaanslag. O.N. Roovers verwierp een datering later dan 1586,
omdat Herman Claes, aan wie zij de penning toeschreef, in dat jaar als
stempelsnijder aftrad.64 Thans houdt het Koninklijk Penningkabinet
zelfs een vervaardiging na 1600 voor mogelijk.65 Zoveel is zeker dat in
1600, dus 16 jaar na de moord op prins Willem, een penning uitkwam
met de ijsvogel aan de ene kant en het wapen van Zeeland aan de
andere66 en dat Herman Claes 20 december 1602 een kwitantie tekende
166