Misschien is de bestuurlijke competentie van de tamelijk besloten groep regentenfamilies in Zierikzee - men denke aan de eilandsituatie - op den duur wat achteruitgegaan. Maar als dat waar zou zijn, dan zijn er daarnaast toch zeker ook nog andere factoren aan te wijzen die mede kunnen verklaren dat het in de tweede helft van de achttiende eeuw niet meer zo goed ging met de stad en haar bestuur. Het is wel verklaarbaar dat in 1787 het herstel van het stadhouderlijk gezag met een veel heftiger oproeruitbarsting gepaard ging dan in 1747 en 1672 het geval was geweest. Met haar stadsbevolking heeft de regering het eigenlijk altijd nog wel weer klaar kunnen spelen. Maar de eilandbevolking van Schouwen is zich haar onderworpenheid aan het stedelijk gezag steeds nadrukkelijker bewust geworden. En het was nooit zo moeilijk om wat Schouwenaars bij het Zierikzeese stadhuis te krijgen om daar herrie te schoppen. In 1787 zijn het er veel geworden. Na een tweede opbloei op economisch gebied in de late zeventiende en de vroege achttiende eeuw is omstreeks 1750 de welvaart van de stad gaan tanen. Het bevolkings getal liep achteruit, terwijl het platteland juist een periode van betrek kelijke welvaart doormaakte. Daarbij kwam nog dat in de stad nogal wat leden van de patriciaat in het kerkelijke een Coccejaanse leer en sfeer apprecieerden. Sprak dat Coccejanisme hen misschien ook aan omdat een zekere waardering voor verfijning en eruditie hen niet vreemd was? Hoe dat zij, op het platteland bleef de traditioneel- orthodoxe leerstelligheid overheersend. Daarbij kwam nog dat de meerderheid der Zierikzeese regenten in de stad en in de Staten de patriotse meningen ging verkondigen. Maar nu en dan merkt men toch ook even dat er ook nog een minderheid was, een minderheid niet zonder ambitie. De tegenstellingen op economisch, politiek, kerkelijk en factieus gebied versterkten elkaar dus. Na de geslaagde inval van de Pruisen droegen de Schouwse tegenstrevers van de stadsmacht er het hunne toe bij het lot van de stadsregering te voltrekken. Door dit alles was de uitbarsting van 1787 ongewoon heftig. Na een ergerlijke plunde ring volgde echter ook nu slechts een tamelijk bescheiden wetsverzet- ting. Een kern van het oude Zierrkzeese patriciaat paste zich nog weer eens aan de gewijzigde omstandigheden aan en bleef in functie tot het einde kwam. Na de revolutie van 1795 kon de stadsheerschappij over het eiland niet meer in de oude vorm blijven voortbestaan. En het nieuwe plaatselijk bestuur werd, wat het aantal bestuurders betreft, slechts een beschei den opgezet geheel vergeleken bij het oude. Ettelijke leden van diverse oude regentenfamilies begonnen hun heil elders te zoeken, in bu reaucratische functies van de nieuwe centrale Haagse overheid bij voorbeeld. Het ligt in die lijn dat wij één van de leden van de Zierikzee se familie De Jonge in de negentiende eeuw aan de top van het Alge meen Rijksarchief zien belanden, terwijl in de twintigste een lid van 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 21