ten van prins Willem bestaat, is geen twijfel mogelijk, want links en rechts onder het borstbeeld vindt men zijn persoonlijke emblemen: wapenschild en ijsvogel, elk met zijn bijbehorende spreuk. Het schoorsteenstuk is dus eigenlijk een indrukwekkend huldebetoon aan de vereerde leidsman van de Zeeuwse Staten in de donkere jaren van de strijd om onafhankelijkheid. Daardoor was er ook een directe relatie met de zeegevechten uit die zelfde jaren, afgebeeld op de wandtapijten rondom in de Statenzaal. Die relatie wordt onderstreept door de mythologische figuren van Neptunus en Mars ter weerszijden van het provinciewapen op dit kleed. Wat het leiderschap van prins Willem in de oorlog betekende, wordt tenslotte samengevat in het epigram onderaan, luidende als volgt: "Auraico duce saevis tranquillus in undis Me rexit trepidum sustinuitque manu, Luctor et emergo durarum ex gurgite rerum Non sine divini numinis auspicio". Deze tekst is problematisch71maar de zin ervan is niet mis te verstaan: de Allerhoogste bewerkt door toedoen van Oranje het behoud van Zeeland. In de hoofdelementen: "Auraico duce... luctor et emergo... numinis auspicio" klinkt de echo door van het "Autore Deo, favente regina luctor et emergo" van de penning uit 1586, maar nu heeft prins Willem de plaats ingenomen, die toen aan koningin Elisabeth toege dacht was. De "ik" die in het gedicht aan het woord is, is natuurlijk de leeuw van het wapenschild. Deze leeuw, eigenlijk een creatie van Bourgondische dynastieke trots, verpersoonlijkt nu de Zeeuwse samenleving. Dat betekent dat de heraldische interpretatie van het wapen tussen 1586 en 1602 voorgoed het veld heeft geruimd voor een symbolische zindui ding. Via de muntstukken, tot zelfs de kleinste toe, de duiten die met zakken vol door de Zeeuwse muntwerkplaats werden afgeleverd, ver breidde de "beeld-spraak" van de worstelende leeuw zich sedertdien onder alle lagen van het volk en oefende er een moeilijk te schatten maar zeker niet geringe propagandistische werking uit. Dit gebeuren spiegelde zich vanzelfsprekend ook op de abdijgebouwen af. Moest de Zeeuwse leeuw boven de 'Spompoort' van 1592 het nog zonder "Luctor et emergo" stellen, na verloop van tijd verscheen die leuze op een andere plaats in het complex en wel bij een jonger wapen schild boven de poort naar ket Koorkerkhof (Afb. 44). Dit schild, met een gebeeldhouwde cartouche in barokke stijl en van royale afmetin gen, is golvend doorsneden. Dit trekje was allang niet meer typerend voor de penningkunst, maar daar lag nog wel een andere, directe inspiratiebron. Immers, bij penningen en munten worden randschriften meestal rechtsomgaand gelezen, dus met de wijzers van de klok mee. 168

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 210