volgens Giovio hoorde te zijn: onduidelijk en voor meer dan één uitleg vatbaar. De wapenspreuk voldeed evenzeer aan zijn eisen: zij was kort, niet langer dan drie woorden, en de taal was het Latijn dat aan het Habsburgse hof noch in de Middelburgse abdij gangbaar was. De combinatie van beide leende zich dus bij uitstek voor een Rave- lenghiense beschrijving in dichtvorm. Daartoe moest De Brune aan de "woorden" en de "schildery" een "bedieding" geven die de verbor gen betekenis van het "devise" onthulde. Aangezien het zo tot stand gekomen embleem bij een geschiedwerk diende te passen, kon De Brune teruggrijpen op de Zeeuwse historie, waarin een eeuwenoude, zich geleidelijk gunstig ontwikkelende worsteling met de zee een hoofd rol speelde. De Brune bracht op deze wijze een gaaf voorbeeld van een embleem naar voren. Wat hij daarin te zeggen had, vatte Adriaan Hoffer kort samen in een viertal regels, die bovendien nog verband legden tussen het wapen en de naam "Zee-land".89 De nieuwe interpretatie van het wapen vond via Adriaans zoon Rochus verder haar weg in de histori sche litteratuur. Rochus Hoffer (1615-1671 )90, die de voetstappen van zijn vader in de Zierikzeese vroedschap volgde, bracht in een lang Latijns gedicht hulde aan de Chronijk van Zeelant, in 1644 door zijn vriend Marcus Zuerius van Boxhom te Middelburg uitgegeven. Hij besluit zijn lofzang met het volgende distichon, bijna aanschouwelijk weergevend welke verheffende werking hij van de lezing van Boxhoms verhaal verwacht: "Emergitque Leo generosior, et caput altis Celsius erecto vertice tollit aquis".91 Boxhom zelf was voor deze eigentijdse uitleg ook wel vatbaar.92 Latere Zeeuwse auteurs die de geschiedenis van hun gewest te boek stelden, namen haar eveneens grif over. Smallegange haalt Hoffer sr. en De Brune met instemming aan93 en goed een halve eeuw na hem parafra seerde mr. Pieter Boddaert; secretaris van de Admiraliteit van Zeeland, hun opvatting op een eigen, zij het wat onkritische wijze.94 Ook buiten Zeeland is de nieuwe visie gaandeweg geaccepteerd, maar wanneer dat begon, is moeilijk na te gaan. P.C. Hooft hield vast aan de relatie tussen de spreuk "Luctor et emergo", de oorlog tegen Spanje en de penning van 1586.95 Hij werd zelfs 200 jaar na zijn dood nog geciteerd door E.B. Swalue, die toch als predikant te Goes wel op de hoogte moet zijn geweest van wat in zijn omgeving de gangbare mening was.96 De emblematiek heeft het uiteindelijk van de heraldiek gewonnen. In 1948 stelden Gedeputeerde Staten van Zeeland aan Provinciale Staten voor om bij de Kroon bevestiging in het gebruik van het provinciewa pen aan te vragen. Zij gaven daarbij deze omschrijving: "Het wapen stelt de Hollandse leeuw voor, worstelend met de zee en doelt met de bijbehorende spreuk "Luctor et emergo" op de eeuwigdurende strijd, 174

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 216