14. "Karei V, Rooms keizer, en Philips, zoon van Karei, graven van Zeeland. 1549". 15. "Wie mij ziet, ziet de vader en de zoon" (Joh. 14,9). 16. Van Mieris, III. 308. 17. "Heer, maak vruchtbaar land niet tot een zoutwoestijn" (Ps. 107,34). Zie voor de afbeelding op de voorzijde Math. 17,27. 18. Van Loon I, blz. 77. "Hij zal mijn vijanden vernietigen" (Ps. 108,14) en: "Red mij uit vele wateren" (Ps. 144,7). 19. Van Loon I, 135. Het randschrift: "Zeeën en rivieren, looft de Heer" is ontleend aan het apocriefe Tweede Aanhangsel tot Daniël, vs. 78. 20. "Gij houdt de wacht te land, ik ter zee". Van Loon 1,283,1 en II. Volgens M.G.A.de Man, De grafelijke munt van Zeeland en de balansmeesters die er voor hebben gewerkt (Jb. voor munt- en penningkunde, 1922, 50), heeft de eerst afgebeelde penning in werkelijkheid waarschijnlijk niet bestaan. Het Kon. Penningkabinet in Den Haag (mevr. drs. G. van der Meer) bevestigt dit. 21Van Loon I, 348. Het randschrift luidt vertaald: "Ons heil (komt) van de Heer". De expeditie van Jonathan en zijn schildknaap wordt verhaald in I Sam. 14,4-14. 22. Zie hierna, p. 164. 23. Zie hierna, p. 165. 24. Zie hierna, p. 164. 25. Zie hierna, p. 164 en 167. Een sterk afwijkend exemplaar, berustend in het Zeeuws Museum te Middelburg en afgebeeld bij Bizot, Medalische histori, blz. 50, met 6 i.p.v. 7 stadswapens, is volgens eensluidend oordeel van de dames M.G.A. de Man, A.A. van de Poel (Zeeuws Museum) en G. van der Meer (Kon. Penningkabinet) uit later tijd. 26. "Door Gods werk en de gunst der koningin strijd ik en kom boven". Van Loon, I, 363. 27. Zie hiema, p. 164 voor combinaties met het provinciewapen. Van Loon 1.481, V geeft een penning op het Drievoudig Verbond van 1596 met een klein Zeeuws wapen onder de wapens der drie verbonden mogendheden en een over beide zijden verdeeld randschrift: "Deo duce, comité concordiamutua defensio tutissima" (onder Gods leiding en met eendracht als gezellin is wederzijdse verdediging de veiligste). 28. "Onder begunstiging van de keizer- nl. Rudolf II - bidden wij allen dringend om U - nl. de vrede". Van Loon I, 274. 29. "Door eendracht wordt het kleine groot, door tweedracht valt ook het grootste uiteen" (Sallustius, Bellum lugurthinum, c. 50). Van Loon I, 316. 30. "Conditiën ende artijckelen tusschen de coninginne van Enghelandt ende de gheu- nieerde provinciën, besloten tot Nonesuch, den X Augusti 1585, op dese naevolghen- de artijckelen". Dit pamflet van 6 bladzijden, niet vermeld in een der bekende pamflettencatalogi, bevindt zich in A.R.A., Particuliere notulen van de vergaderin gen der Staten van Holland, 1584-1795, inv. nr. Gouda la. Aantekeningen van Francois Vranck, 1584-1588. 31. P.C. Hooft, Vervolgh der Nederlandsche Historiën (Amsterdam, 1654), 123-124. 32. M.F. Lantsheer en F. Nagtglas, Zelandia Illustrata (Middelburg 1866-1897) I, 106. Besluit van de Staten: Not. St. Zeeland 1577-'78, blz. 110. Op 21 maart hadden de Staten nog het zegel van Gouverneur en Raden moeten lenen om de satisfactie van Amsterdam te kunnen bezegelen: Not. Gouverneur en Raden 1576-'78, blz. 167-168. Zie voor desbetreffende resoluties van de magistraat van Middelburg van 1 maart 1578: Excerpta uit het register ten rade door H.M. Kesteloo, R.A. Zeeland, Verz. Handschriften, inv. nr. 847b, blz. 136. 178

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 220