50. "(Betaal) belasting aan wie gij belasting (schuldig zijt)" (Rom. 13,7). Van Loon 1,
530, op de veroveringen van Maurits.
51"Rekenpenningen van de Rekenkamer van Zeeland". Van Loon I, 567. Blijkens de
woordspelingen in een tweede randschrift "Gravate licet trophaea ostendam dupla"
vormden de verovering van Grave en het standhouden van het belegerde Oostende
aanleiding tot het slaan van deze penning.
52. Van Loon I, 441. Op de voorzijde is een evenwichtskunstenaar aan het werk,
vermoedelijk een caricatuur op de opportunistische bekering van Hendrik IV van
Frankrijk. Gerart van Bijier maakte het leggeld "met het manneken op de cloet op
d'een sijde": acquitten bij de rekening van muntmeester Jacob Boreel, 1591-1597,
R.A. Zeeland, archief Rekenkamer, voorl. nr. C 1136.
53. Van Loon 1, 445, 450 en 451, resp. op de onbetrouwbaarheid van Spanje in het
vredesoverleg, op de reductie van Groningen en op de instelling van de Zeeuwse
Rekenkamer. Eerstgenoemde penning moet van Gerart van Bijier zijn die, blijkens
de acquitten aangehaald in de vorige noot, in 1594 voor de Admiraliteit een penning
maakte "daer den coninck op d'een sijde staet". Het bij Van Loon beschreven
exemplaar vertoont echter niet het Admiraliteitswapen.
54. Van Loon, 1,488, II; 512, II; 548, VI en 557. De penning van 15%, op de bloei van de
overzeese handel, vertoont op de voorzijde Arion op een dolfijn. Gerart van Bijier
werd betaald voor leggeld "van den Arion met het wapen van Zeeland": zie de
acquitten aangehaald in noot 52. De penning van 1598 is vervaardigd op het overlij
den van Philips II en heeft het wapenschild met spreuk omringd door de wapens van
de zeven Statenleden; de eerste edele en zes steden. De penning van 1600 verheer
lijkt de slag bij Nieuwpoort. Die van 1601 vertoont op de voorzijde een schip zonder
roeren mast met als randschrift: "Incuriacuras parit" (Zorgeloosheid baart zorgen).
De Man, Catalogus Num. Verz-, 89. legt een vaag verband met krijgsverrichtingen in
de Nederlanden, hetgeen wel zo ruim mogelijk opgevat moet worden. Stempelsnij
der was Herman Claes, blijkens kwitantie van 20 december 1602: acquitten bij de
rekening van muntmeester Melchior Wyntgens, 1601-1604, R.A. Zeeland, archief
Rekenkamer, voorl. nr. C 1138.
55. Van Loon, I, 563 en 566. M.G.A. de Man, Over eenige Zeeuwsche legpenningen
(Overdr. Jb. voor munt- en penningkunde, 1925,18), schrijft ze toe aan Herman
Claes. De eerste penning, met om de wapenspreuk de wapens der zeven Statenleden,
wordt in verband gebracht met een mislukte aanslag van Albertus op Oostende; de
tweede, met op de voorzijde een groot schip en het randschrift "Imperator maris
terrae dominus" (Wie ter zee gebiedt, beheerst ook het land), zou duiden op de
koophandel, precieser gezegd op de inrichting van de Verenigde Oostindische Com
pagnie.
56. In 1597: Verkade, pl. 87, nr. 5 en 6; vgl. de nobel uit 1584, idem, pl. 77,3.
57. "Als God voor ons is, wie is dan tegen ons?" (Rom. 8,31), en: "Onze hoop is de Heer
der heirscharen".
58. R.A. Zeeland, archief Staten, inv. nr. 1920, fol. 101.
59. Verkade, pl. 92,4 (schelling met het wapenschild op de ene zijde en het "Luctor et
emergo" op de andere), 95,4 en 93,6. De gouden stuiver met "Luctor et emergo" uit
1602 (pl. 80,5) schijnt vooreen bijzondere gelegenheid geslagen te zijn. Voornaamste
ontwerper van de nieuwe munten was de schilder Ambrosius Bosschaert de Jonge,
die ook diverse rekenpenningen ontwierp. Hij ontving 150 gulden "voor het teecke-
nen ende het conterfeyten van de figuren van menichfuldige gouden ende silvere
gelden als andere penningen, namentlijck verscheyden formen van de rosenobelen,
derselver gedeelten, ducaten, dalers, schellingen, halve schellingen, dobbele, encke-
le stuvers ende mindere gedeelten, oortkens, duytten, diversse figuren ende emble
mata van den triumph- en rekenpenningen": rekening van muntmeester Melchior
180