Wyntgens, 1601-1604, R.A. Zeeland, archief Rekenkamer voorl. nr. C 1138, fol. 46. Andere, niet bij name genoemde schilders kregen voor verschillende ontwerpen 25 gulden: t.a.p. 60. Verkade, pl. 89. 61. Voorbeelden bij Verkade. 62. Van Loon I, 345, II. 63. Van Loon is hierin gevolgd door J. Broekema, Geschiedenis der Zeeuwsche munt, in: Archief, Vroegere en latere mededelingen voornamelijk in betrekking tot Zee land, uitgegeven door het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen V, 1883, 372 n. 1. 64. Olga N. Roovers, De Noord-Nederlandsche triumfpenningen, in: Jb. voor munt- en penningkunde, 1953, 37 nr. 94. 65. Brief van drs. G. van der Meer, wetenschappelijk ambtenaar aan het Kon. Pen ningkabinet, aan schr. d.d. 23 november 1962, nr. 1932. 66. Roovers, Triumfpenningen, 37 nr. 96 (niet bij Van Loon vermeld). Volgens mevr. Van der Meer getuigt de penning bij Van Loon I, 345, II van veel groter vakmanschap dan deze hier. 67. Acquitten bij de rekening van muntmeester Melchior Wyntgens, 1601-1604, R.A. Zeeland, archief Rekenkamer, voorl. nr. C 1138. Herman Claes voerde ook na zijn aftreden als stempelsnijder nog opdrachten voor de Munt uit. 68. Van Loon I, 390, III en 512, II (zie voor de laatste ook noot 54 hiervóór). Een ander geval van foutieve datering bij Van Loon: deze stelt in I, blz. 232 een penning met de wapens van provincie, eerste edele en zeven steden in 1577, terwijl de aanwezigheid van het Middelburgse muntteken een datering vroeger dan 1580 uitsluit. 69. Men vergelijke het artikel van G.S. van Holthe tot Echten, Drie eeuwen Zeeuwse Statenzaal, in Archief Zeeuwsch Genootschap, 1978, afb. 21 met afb. 3, 4 en 14. 70. Willem van Oranje voerde die titel namens zijn oudste zoon Philips Willem, heer van St. Maartensdijk. 71. De eerste versregel blundert tegen de wetten van de Latijnse metriek: er ontbreekt een hele, lange lettergreep. J.G. Vogler, destijds rector van het Middelburgse gymna sium, zocht de fout in het woord "duce" en stelde voor, in plaats daarvan te lezen "ductu" (J.G. Vogler, Een foutief epigram op een der Middelburgsche tapijten, in: Archief Zeeuwsch Genootschap, 1905, 1-3). De remedie lijkt eenvoudig en de zaak is dan in metrisch opzicht wel gered, maar Voglers vertaling van de eerste twee regels: "Met een aan de Oranje's eigen beleid heeft hij rustig te midden van woeste baren mij bestuurd en als de moed mij begaf met zijne hand gesteund", laat een onbevredigend gevoel achter. "Ductu" plus adjectief in plaats van genitief schijnt ongebruikelijk; "met een aan de Oranje's eigen beleid" als weergave van "Auraico ductu" is ver gezocht, terwijl men op de koop toe moet nemen dat het onderwerp "hij" niet nader aangeduid wordt. Een andere vertaling wordt gegeven door J. de Kanteren J. ab Utrecht Dresselhuis, De provincie Zeeland, (Middelburg 1824)85. Zij luidt: "Onder het beleid van Oranje, die, gerust te midden der woeste baren, mij bevreesden heeft bestuurd en door zijne hand geschraagd, ontzwem ik, worstelend en met de hulp van God, den kolk der zwaarste rampen". Deze vertaling loopt wel goed, maar zo staat het niet in het Latijn. Men kan nu evenwel tekst en vertaling heel gemakkelijk met elkaar in overeenstemming brengen door in de eerste versregel het woordje "qui" in te voegen tussen "duce" en "saevis", en dat is juist de lange lettergreep die door het metrum vereist wordt. De eerste regel wordt dan: "Auraico duce qui saevis tranquillus in undis" en de vertaling van het geheel: "Onder de leiding van Oranje die, rustig te midden der woeste baren, mij, bevreesd als ik was, geleid en met zijn hand gesteund heeft, worstel ik en duik op uit een maalstroom van ellende, niet zonder goddelijk bestier". 181

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 223