De fout kan ontstaan zijn doordat de vermoedelijke ontwerper van de tekst en supervisor van de vervaardiging van het kleed, Jacob Valcke, stierf voordat het werk was voltooid en dat daarna niemand te vinden was om het toezicht over te nemen. Opmerkelijk is ook, dat de tapijtwerker met te grote letters begonnen was en zodoende halverwege de eerste regel op een kleiner schrift moest overgaan. 72. Tussen p. 424 en 425. W.S. Unger, Catalogus van den historisch-topografisehen Atlas van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (Middelburg 1931-1957) 4 din. II, nr. 497. 73. Het wapen komt nog niet voor op een gezicht op het abdijplein, gegraveerd door Adriaan van de Venne voor J. Cats, Sileni Alcibiadis II, 1619, p. 107: Cat. hist.-top. atlas II, nr. 494. Een gravure uit 1644, aldaar beschreven onder nr. 496, is - evenals het schilderij, vermeld in noot 75 hierna-een navolging van die uit 1619 en levert dus geen argument voor de datering van het wapen. 74. G.S. van Holthe tot Echten, Drie eeuwen Zeeuwse Statenzaal, in: Archief Zeeuwsch Genootschap, 1978, i.h.b. p. 18-36, bijl. E en afb. 11 en 12. 75. Volgens T. van der Laars, Wapens, vlaggen en zegelf van Nederland, (Amsterdam 1913) 30, zou men reeds in de zeventiende eeuw het Zeeuwse wapen vinden "geflan keerd door twee leeuwen, wat toenmaals meer en meer gebruikelijk werd". Hij geeft geen voorbeelden en ik heb er ook tevergeefs naar gezocht. Een afbeelding van het Zeeuwse wapen met leeuwen als schildhouders, door Van der Laars zelf getekend (fig. 115) naar Hollands voorbeeld (fig. 111), zegt natuurlijk niets. Op een 17eeeuws schilderij van het abdijplein in het Zeeuws Museum alsmede op de gravure genoemd hiervóór, noot 73, is op de gevel van het huis van de eerste edele een wapen met schildhouders afgebeeld, dat niet duidelijk te identificeren is. Het wapen zou dat van Maurits kunnen zijn, maar in geen geval dat van Zeeland. 76. Zie over Johande Brune: P.J. Meertens, Letterkundig leven in Zeeland, (Amsterdam 1943)306-315. 77. Meertens, Letterkundig leven, 310 en 396, n. 526. 78. Meertens, Letterkundig leven, 444-445. 79. Zie over Adriaan Hoffer: Meertens, Letterkundig leven, 326-334; P.D. de Vos, De vroedschap van Zierikzee, (Middelburg, 1931), 288-290. 80. Jacobus Eyndius, ChroniciZelandiae libriduo. (Middelburg, 1634) p. t2ren2v.:De etymo Zelandiae. Zie: Meertens, Letterkundig leven, 400-401, n. 623. 81. "Dit is de betekenis van onze naam: wij worstelen in de golven en dan staan wij weer op vaste grond, het hoofd uit het water geheven. Dit immers leert ons de afbeelding van de leeuw, die zich weer opricht, en ook wat staat opgetekend in het opschrift daarbij". 82. Penning uit 1593: Van Loon, 1,442, zie noot 39 hiervóór. 83. In 1604 verscheen van Van Mander een "Wtlegghingh op den Metamorphosis Pub. Ovidii Nasonis", en gelijk daarmee zijn "Wtbeeldinge derfigueren, waerin te sien is hoe d'heydenen hun goden uytghebeeldt en onderscheyden hebben, hoe d'Egypti sche yet beteyckenden met dieren oft anders... alles seer nut den vernuftighen schilders en oock dichters hun personnagien in vertooninghen oft anders toe te maken"Het hiërogliefenschrift, nog niet ontcijferd en volstrekt raadselachtig, was bij uitstek geschikt om er allerlei diepzinnigs in te leggen. Van Mander schijnt in dit opzicht geïnspireerd te zijn door de Hieroglyphica van Horapollo(4e eeuwn.C.): vgl. A. Henkei en A. Schóne, Emblemata, Handbuch zur Sinnbildkunst des XVI. und XVII. Jahrhunderts, Stutgart. 1967, kol. 2104. 84. Fol. 127v. 182

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 224