Quis djccre laudes? Dr vtisiit. n> CLXXXII. v vj« fonts in rfiwt oft Pjoef rtn bcHea tonnen £t$gn lof San een tnnna Dtutfctniet isomWaöetleMen» YjMti foudefuleken Vorft ten vollen connen loven, Die kent dat al fijn macht is in de macht van ho ven? Wie foude nae verdienft volprijCèn dieVorftbm, Die altijt Gode looft met onbevleff en finn? Het can met fuiken lant noint quali jc gaen oft tieren, Daer beyde, Heet en Vrouw lijn vol van goe' manie ren. Het bidden van een Pfin» heeft bijGodt fulckca loon, D«hij nu, en hiet nae, altijt behoudt de Ctoon. binder*. Welfalich i» den Votft, wiens naem endaet itgoet: Diedenkédehoe hij heet, opGodt ooc denken moet: In met de daet daerom betoont dat bijfijn weten, Hij niet dat God gebiedt, re doen en heeft vergeten. Welfalich ii weerom een Vrouw van hoogen ftaer, Die niet alken met gout en met gefteeate gact, Matg. Afb. 47

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 249