De Oostpoort/Koepoort moet een wat ander karakter hebben gehad dan de andere poorten. In 1366 (BM II 190) worden de mensen genoemd die de poorten moeten sluiten. Alle poorten worden genoemd, behalve de Oostpoort. Op de kaart van Van Deventer is ook geen brug te zien bij deze poort. Het aparte karakter van deze poort ligt in het feit dat het een waterpoort was. Het Molenwater stond via deze waterpoort en het spuikanaal langs de Spuistraat in verbinding met de haven. Op de stadsplattegrond van Middelburg van Braun en Hogenberg (ca. 1572), die overigens niet uitblinkt in exactheid, is dit poortje goed te zien. Waarom nu de naam Koepoort aan deze poort gegeven? Een koeien- markt of iets van dien aard is er nooit bij gehouden. Iets moet in de periode van 1366 tot 1396 geïnspireerd hebben tot de naamsverandering van Oostpoort in Koepoort. Moeten we hier aan een huisnaam denken? In 1396 (Kest.) is er een waterpoort, die volgens Kesteloo blijkbaar als afsluiting voor de haven diende, gezien de zinsnede "van twee ijseren roeden te rechtene ende twee sloten dan te makene, daer men die waterporte mede sluten mach". Of wordt met deze waterpoort de Koepoort bedoeld? In 1373 (Kest.) is er sprake van een Haymanpoort. In 1422 (Kest.) wordt gesproken over de toren tussen de Zuiddam- en de Hayman poort. De Haymanpoort is ongetwijfeld identiek aan de Segeerspoort, en genoemd naar de heerlijkheid Hayman die in het zuiden aan Middel burg grensde. In 1562 (Kest.) wordt de Gortstraatpoort voor het eerst ook Vlissingse poort genoemd. In 1601 heet deze "d'oude dampoorte".66 Waar het "dam" hier op slaat is niet duidelijk. Ontlening aan de St. Jansdam ligt niet voor de handEr was trouwens al een dampoort, en een tweede zou maar tot verwarring kunnen leiden. Misschien moeten we hier denken aan een verschrijving, de benaming komt later namelijk nooit meer voor. 5. DE KLOOSTERS In de middeleeuwen waren er in Middelburg in totaal negen kloosters, te weten zeven mannenkloosters: de abdij, het klooster van de Augu stijnen, van de St. Jansheren, van de Duitse Heren, van de Begarden, van de Minderbroeders en van de Cellebroers; en twee vrouwenkloos ters: het klooster Bachten 's graven stene of het Zwarte Zusterklooster en het klooster Bachten 's gravenhove of het Grauwe Zusterklooster. Alhoewel formeel geen klooster, kan in dit verband ook het bagijnhof genoemd worden.67 200

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 266