zo uitgevallen dat wij ten aanzien van de vraag in hoeverre dit patriciaat
een politieke elite was, in feite een tautologie hebben geïntroduceerd.
Toch zijn er in de genealogieën bij De Vos vrij veel ambteloze leden van
patricische families te vinden, terwijl er bovendien binnen de groep die
wij onderzochten nogal wat patriciërs zijn die niet erg hoog scoren. Er
is dus misschien toch nog wel een antwoord op die vraag te vinden.
Het is voor alle stratificerende elementen, en dus ook voor ambten,
nogal moeilijk om tot een enigszins aanvaardbare afweging te komen.
Wij kunnen die mensen niet meer vragen hoe zij de verschillende
ambten waardeerden. Sommige toevallige uitspraken in hun geschrif
ten, waaronder met name ook wat mededelingen over het aanzien dat
van bepaalde ambten afstraalde, notities bijvoorbeeld over voorrangs
kwesties, helpen ons wel wat verder. Daarnaast zijn er voor Zierikzee
gelukkig nog enkele andere gegevens. Wij beschikken over ambteninde
lingen in "klassen" die men hanteerde bij de toepassing van de contrac
ten van correspondentie, en over de informatie die de kohieren van het
"Amptgeld" ons bieden. Dat Amptgeld was, in de achttiende eeuw,
een belasting waarin ieder die een overheidsfunctie vervulde naar rato
van zijn positie was aangeslagen. Het moet echter wel worden toegege
ven, dat in deze classificatie de profitabel geachte ambten, en wel
vooral die van belastinginners (zoals accijnzenaar, ontvanger van con-
vooien en licenten, ontvanger van de honderdste en de tweehonderdste
penning, ontvanger-generaal, etc.) hoog genoteerd stonden. Toch be
schikken wij al bij al wel over zoveel informatie dat een poging gewaagd
kon worden een redelijke classificatie te maken van de bijna driehon
derd verschillende ambten die door het Zierikzeese patriciaat geduren
de ruim twee eeuwen werden bekleed.11
Een enkel woord moet nog gezegd worden over het onderzoek naar de
informele machtsposities. In het werk van De Vos valt het op dat er
inderdaad patriciërs waren die een grotere invloed hadden dan men op
grond van hun ambt zou verwachten. Zij vormden als het ware knoop
punten in een netwerk van macht en invloed. Maar het zal nog wel
duidelijk worden dat het niet gemakkelijk is een bevredigend antwoord
te geven op de vraag of zij die positie dankten aan een vast patroon van
"gunstige" omstandigheden of aan uiteenlopende mengsels daarvan.
Wij mogen echter wel aannemen dat verwantschap bij de toedeling van
ambten mede een rol speelde. Door het beperkte aantal families en de
vele onderlinge huwelijken lijkt het zelfs alsof iemands politieke in
vloed allereerst van zijn verwanten afhing. Maar als men oppervlakkige
waarnemingen in dezen wil staven met nauwkeurige gegevens, dan
rijzen ook hier de problemen. Verwantschap, dat sta voorop, is bloed
verwantschap (verwantschap in biologische zin, tussen consanguines)
of aanverwantschap (verwantschap in sociaal-juridische zin, tussen
affines). Op het eerste gezicht lijkt het, ook bij het doorbladeren van De
13