De naam Langeviele komt vrij vaak voor. De belangrijkste spellingen van het tweede deel van deze naam met hun oudste vermeldingsjaar zijn als volgt: vyl (1351: BM I 13), vele (1365: BM II 189), viele (1365-1374: BM II 523), villen (1507: BM II 292), vuyle (1557: C.d.W. 557, 562). Ook schrijfwijzen als vile, vyle, vyele, vylle komen voor. Er wordt wel aangenomen dat zowel de Krommeweele als de Lange viele beide hun naam hebben ontleend aan de aanwezigheid daar van een wiel, een kolkgat dooreen dijkbreuk ontstaan.18 Bij de Langeviele komt evenwel nooit de schrijfwijze weel. wael voor. En zo die er was, dan hoeft dit nog niet te betekenen dat zich daar een kolkgat bevond, zo toonde ons de Krommeweele. De -w- werd vroeger ook niet als -v- geschreven of uitgesproken. In het MNW staan geen van de bovenge noemde schrijfwijzen van het tweede deel van de naam Langeviele vermeld als synoniem voor wiel. Het geeft als betekenissen van de woorden vile, vijl: vijl; van viele (hetzelfde als viole): viooltje; van vile, vyle: pijl (tot de vlaamse tongvallen beperkt). Het Zeeuws Woorden boek geeft als betekenis van viole, vele: viool (muziekinstrument). Met al deze betekenissen is weinig aan te vangen. Een oplossing kan de opvatting van Blok bieden.119 Hij denkt dat viele afkomstig is van het latijnse "villa". De naam duidt dan op de ligging in die omgeving van een villa, ook wel curtis genoemd. De nederlandse benaming hiervoor is "hof'. Wat hield nu een dergelijk hof in? Een kleine uitweiding is hier nood zakelijk. Het grootste deel van kontinentaal West-Europa heeft van de vroege middeleeuwen tot in de 12e a 13e eeuw een zgn. naturale ekonomie gehad. Door gebrek aan handelsaktiviteiten was er een schaarste aan edel metaal, aan geld ontstaan. Het grootste deel van de betalingen, waaronder de belastingen, moest toen verricht worden in natura. Vandaar de benaming naturale ekonomie. Hiertoe werd o.m. het grootgrondbezit geëxploiteerd via hoven. De grootgrondbezitter, of zijn plaatsvervanger, gaf een (groot) deel van zijn grond uit aan horige boeren ter bebouwing. Het andere deel, het zgn. saalland, behield hij zelf. De horigen moesten naast hun pacht (in natura) ook nog "herendiensten" verrichten, dwz. de grootgrondbe zitter helpen bij de bebouwing van het saalland. Ekonomisch gezien zijn deze herendiensten het meest kenmerkend voor dit zgn. klassieke hofstelsel. Het centrum hiervan lag in Noord-Frankrijk, een deel van het duitse Rijnland en een deel van België. In Nederland komt dit klassieke hofstelsel alleen met zekerheid voor in Limburg, en misschien in Noord-Brabant. Voor de andere delen van Nederland waar hoven voorkwamen was dit systeem niet praktisch. Het grootgrondbezit was daar nl. zeer versnipperd. Van de zeer ver spreid wonende horigen te verlangen om geregeld het saalland te be werken was niet reëel. De werkzaamheden die ze daar zouden verrich- 215

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 281