Krommeweele en de Schuiffelstraat.126 De beide laatste straten duiden
echter niet op een waterloop, en Bedde hoeft dat dan dus ook niet.
Het "tusschen Bedde ende Weech" doet meer denken aan een uit
drukking. Een betekenis van "weeg" is o.a.: een houten wand (MNW,
WbZD). De ruimte tussen een bed (een ledikant of bedstede) en de
wand (de "weeg") is meestal erg gering. "Tusschen Bedde ende
Weech" kan dan de benaming zijn voor een zeer smal straatje. Dat de
Beddewijkstraat smal was, vond men in 1597 (Kest.) ook, toen kocht de
stad namelijk een huis in deze straat om de straat te verbreden.
In de tweede helft van de 17e eeuw wordt er nog van een Beddeweech-
straat gesproken, in 1684 (Kest.) komt echter al de benaming Bedde-
weykstraat voor.
Interessant is dat ook in Zierikzee zich een straat met de naam "Bed-
deweeg" siert, ook nu nog. De Vos konstateerde bij deze straat dat men
vroeger nooit zei dat men woonde of een huis had "in" Beddeweeg,
maar "tussen" Beddeweeg. Hetzelfde voorzetsel dat we dus ook in
Middelburg bij deze naam tegen komen. De Vos verklaart de naam als
een straat gelegen "tussen beide wegen" in.126a
Voor Middelburg komen we met deze verklaring in de problemen
vanwege het lidwoord "ende" in "tusschen Bedde ende Weech". Ik
houd het daarom op de uitdrukking voor iets smals, in dit geval een smal
straatje. De Zierikzeese Beddeweeg zal eveneens aan deze uitdrukking
ontleend zijn.
Als slot van deze paragraaf nog een meer algemene opmerking. Dom
misse maakt bij zijn rekonstruktie van de oude topografie van Middel
burg veel gebruik van oude waterlopen, die hij meent op te kunnen
sporen via de benamingen heul, goot, riool, watergangen dergelijke, en
tevens via enige straatnamen. Ondanks het feit dat ik de waterlopen
niet systematisch bestudeerd heb, kan ik zijn beweringen meestal niet
onderschrijven. Daarvoor zijn drie redenen aan te voeren.
Ten eerste moeten de benamingen voor oude waterlopen die hij meent
te vinden van hoge ouderdom zijn. Hij situeert ze op zandige onder
grond, dus ooit zal daar wel eens water hebben gestroomd. Als hij in
een straatnaam een waternaam meent te kunnen herkennen, houdt dat
in dat deze naam door de bevolking gegeven is toen daar nog water
stroomde. Kan bij Bedde nog aan een droge bedding gedacht worden,
als hij in de Schuiffelstraat een vroeger schuitvlot meent te kunnen
herkennen (zie 11), dan moet ten tijde van de naamgeving water in
deze straat hebben gelopen. Dit alles is niet erg waarschijnlijk. Te meer
daar de oudst bekende straatnamen dateren uit 1301 - de in 1266
genoemde waghta de burg en de dilf buiten beschouwing gelaten -
terwijl het verzandingsproces van de kreken toen al lang voltooid was.
Ten tweede blijken zeer veel van zijn als waternaam geïdentificeerde
218