belangrijkste kenmerk van dat patriciaat is geweest dat het ambten
bekleedde. Dit feit is voor onze verdere beschouwingen van zo grote
betekenis dat wij nu eerst op de bijna onoverzienbare veelheid van
Zierikzeese ambten en ambten voor Zierikzeeënaars wat nader in moe
ten gaan.
Hoe ver Zierikzeese patriciërs het ook brachten met hun bestuurlijke
activiteit, in de stad, op het eiland, in het gewest of in het nog ruimere
kader van de Republiek, zij bereikten die resultaten als patriciërs uit
Zierikzee. Soms verwierven zij posities buiten de stad dank zij wat
welwillend-informele hulp van Zierikzee uit, maar in veel gevallen was
formele ondersteuning van een doorslaggevende groep binnen de stads
regering nadrukkelijk vereist. Zierikzeese notabelen konden dus be
stuurder worden in allerlei ambten en colleges, ook op Schouwen, in
Middelburg of in Den Haag, omdat zij vanuit Zierikzee, als leden van
het patriciaat aldaar, naar voren geschoven waren en omdat zij meestal
ook wel op wat steun vandaar, als die nodig was, konden blijven
Tekenen. Van belang bleef dus de Zierikzeese "radicale kwaliteit", het
feit dat men van oorsprong behoorde tot de stadsregering daar en dat
men daar dus, letterlijk, geworteld bleef, ook al was men dan ver van
die wortel weggegroeid.
Natuurlijk was, als wij de zaak ook even van de andere kant bezien, die
Zierikzeese stadsregering wat haar samenstelling en haar activiteiten
aangaat, geen volstrekt op zichzelf staand onafhankelijk geheel. Er was
hoger gezag dat grenzen aan die stadsregering gesteld had en ook bleef
stellen. Zulk hoger gezag had aan die stad privileges verleend die het
bestuur regelden en het zag daar ook later nog op toe. Burgemeesters en
schepenen legden de eed af in handen van de stadsbaljuw, een "grafe
lijk" functionaris, wiens functie dan ook met die van burgemeester en
schepen onverenigbaar was. Maar die baljuw was wel een Zierikzees
patriciër! En de electie van leden van schepenbank en vroedschap
kwam toe aan de stadhouder van Zeeland. Maar dat gebeurde op basis
van een nominatie die in de stad was opgemaakt, en tijdens een stad
houderloze periode werd er vrij wat "dichter bij huis" geëligeerd... Al
bij al is het dus maar het beste onze beschouwingen in dit hoofdstuk bij
de stadsregering te beginnen.
Zierikzeese radicale kwaliteit bezaten in beginsel al diegenen die deel
uitmaakten van de regering van de stad. Daartoe behoorden, op grond
van het privilege van 27 februari 1523, dat tot het einde van het Ancien
Régime beslissend bleef voor de bestuursinrichting, naast de vieren
twintig vroedschappen of raden ook de dertien schepenen, de twee
burgemeesters en de vier thesaurieren. Heel voorlopig mogen wij zeg
gen dat de twee burgemeesters collegiaal leiding gaven aan de vroed
schap of raad, waarnaast zij bovendien ieder een eigen taak hadden, dat
de schepenbank het belangrijkste van de rechterlijke colleges ter plaat-
15