"landrecht", maar daarna moesten beiden nog een vol jaar wachten voor ze opnieuw voor het burgemeestersambt in aanmerking konden komen. Daarmee komen dan nog enkele verfijningen van het geheel binnen ons gezichtsveld. De Heerburgemeester, die uit de schepenen verkozen werd, trad tevens op als voorzitter en lid van de schepenbank. En zijn collega, de Gemeenteburgemeester, tevens voorzitter van de zeven heemraden van Schouwen, werd uit de Zierikzeese raden gekozen. Hoewel vrij wat schepenen tevens raad zijn geweest gold dat nimmer voor al die dertien heren. Het kon dus voorkomen, en, zoals gezegd, het kwam nogal eens voor, dat tot Heerburgemeester iemand werd verkozen die geen lid van de vroedschap was. Op de dag van de verkiezingen, tweede kerstdag of Sint Stevensdag, en ook gedurende de dagen daarna, moest er op het Zierikzeese stadhuis nogal het een en ander gebeuren. Op 26 december werd rekening gedaan van de stadsgoederen en werden burgemeesters gekozen. De hele procedure, zoals een achttiende-eeuwse regent die heeft beschre ven, vindt men bij De Vos weergegeven.14 Het kostte nogal wat tijd, en er werd dan ook het een en ander bij gegeten en gedronken. Laten wij aannemen dat de spanning, die ook hier natuurlijk aan de verkiezing voorafging, zich dan kon ontladen. Maar soms was het tegendeel het geval en liep de verkiezing uit op ruzies en handtastelijkheid. Éénmaal is het zelfs tot manslag gekomen.15 In de achttiende eeuw moest er nog één ding gebeuren voor men de nieuwgekozen burgemeesters naar huis geleidde. De heren regenten dobbelden namelijk ook nog, en wel om de overdekenschappen van de gilden. Het blijkt dus dat men er niet erg over tobde wie namens de regering het contact zou onderhouden met die gilden. Er waren eens veertig gilden in Zierikzee geweest, maar in de periode die wij onderzochten restten er nog slechts zesentwintig, ieder met een eigen overdekenOp de dagen na dat alles werden er door de raad twee nieuwe thesaurieren gekozen, en zeven nieuwe heemra den van Schouwen, vijf weesmeesters, vier commissarissen van het landrecht, vier kerkmeesters en zeven keurmeesters van de meekrap.16 Wij zullen er weldra op in gaan dat van die laatstgenoemde ambten ook aspirant-patriciërs konden profiteren. Toch kwam een deel er van bij leden van de regering terecht. Daar waren altijd wel pluralisten onder die vrij wat functies tegelijk aankonden. Men ziet, voor patriciërs en aspirant-patriciërs waren er stedelijke ambten te over, en wij zijn nog niet eens aan het eind van de rij. De verschillende besturende en administrerende colleges hadden namelijk ook nog hun personeel. Als wij dat ook nog even naar voren halen en met name het personeel van de eigenlijke regeringscolleges, dan gaat het vooral om het ambt van griffier en om de twee secretarissen. Het pensionaris-ambt namelijk is hier vrij lang, van 1632 tot 1689, met dat 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 31