ook mogelijk de duur te variëren. Dit laatste gebeurt bijvoorbeeld als de onderzoeker het vermoeden heeft, dat bepaalde (bijvoorbeeld politie ke) gebeurtenissen invloed uitgeoefend kunnen hebben op het demo grafisch gedrag. Zo koos Hoilingsworth voor een cohortindeling die aansloot bij de Engelse politieke ontwikkeling.5 Eenzelfde politiek kriterium werd door ons ook toegepast in een vroegere studie over de leden van de vroedschap. Omdat echter de meeste studies cohorten van gelijke duur gebruiken, hebben we om gemakkelijker te kunnen verge lijken, bij dit onderzoek dezelfde werkwijze toegepast.6 De gegevens zijn gegroepeerd naar vijftigjarige cohorten en vervolgens gecontro leerd op biologische ongerijmdheden. Een tweede probleem, dat eveneens enige aandacht verdient, vormt de betrouwbaarheid der gegevens. Door de oorlogshandelingen van 1940 is het merendeel van de Zierikzeese retroacta van de burgerlijke stand, die zich toen sinds kort in Middelburg bevonden, verlorengegaan. Daardoor is het onmogelijk geworden om de genealogieën die De Vos heeft samengesteld, op hun betrouwbaarheid te toetsen. De enige con trole die nog mogelijk bleek, was het toetsen of de demografische gegevens enige mate van consistentie opleverden. Genealogieën kon den door middel van de computer met elkaar vergeleken worden om op deze wijze de "biologische" onmogelijkheden te toetsen. Bij deze controles bleek De Vos de proef glansrijk te kunnen doorstaan. Daar mee is echter de vraag nog niet opgelost wat we aan moesten met de onvolledige gegevens, die we hier en daar aantroffen. Hoewel De Vos blijkbaar een uiterst vergaande genealogische speurzin had ontwik keld, waardoor onvolledige gegevens tamelijk zeldzaam waren, ont kwam ook hij niet - en dat geldt met name voor gegevens uit de eerste helft van de zestiende eeuw - aan vermeldingen zoals "overlijdensda tum of overlijdensjaar onbekend" en "reeds als kind gestorven". In dergelijke gevallen zijn niet alle gegevens over de persoon in kwestie onbruikbaar. De geboortedatum kan bijvoorbeeld in de beide genoem de gevallen wel gebruikt worden. Daarnaast kwam het ook voor dat sommige data weliswaar niet nauwkeurig vast te stellen zijn, maar voor ons doel toch niet geheel onbruikbaar waren. Dit is het geval met data waarvan alleen het jaar vermeld is en data die langs indirecte weg te reconstrueren zijn. Vandaar dat wij in navolging van Hoilingsworth vier codes voor de betrouwbaarheid invoerden nl.geheel betrouwbaar (A), data met een marge van één jaar (B), data met een marge van vijf jaar (C) en data met een marge van meer dan vijf jaar (D). Vooral dit laatste is doorgaans een pure gissing. Bij de uitwerking hebben we dan ook vooral gebruik gemaakt van de "A" en "B" data, terwijl de "C" en "D" data hoogstens als vergelijkingsmateriaal dienden.7 Een laatste probleem dat in dit kader niet onvermeld mag blijven, vormt de representativiteit van de onderzochte populatie. Reeds in hoofdstuk 22

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 36