1 hebben we dit probleem in meer algemene zin aan de orde gesteld. Hoewel er misschien twijfel kan bestaan over de sociale homogeniteit van de groep die wij gemakshalve als Zierikzeese elite aanduiden, is dit voor demografisch onderzoek minder van belang. De leden van het Zierikzeese patriciaat zullen, ondanks de interne standsverschillen, in het algemeen toch wel dezelfde burgerlijke leefwijze hebben gekend, waardoor een zekere demografische homogeniteit gewaarborgd was. Wel kan men vermoeden dat personen uit de hogere lagen van de bevolking relatief een grotere weerstand gehad zullen hebben door een in doorsnee betere voeding. Het is echter de vraag of de leefwijze van de elite in een kleine stad als Zierikzee zo sterk verschilde van die van de rest van de bevolking dat dit tot grote afwijkingen in het demogra fisch patroon heeft geleid. De hoge zuigelingen- en kindersterfte die bij het patriciaat voorkwam, wijst niet in deze richting. Sterker nog, het sterke standsbewustzijn onder de patriciërs kan genetisch nadelige gevolgen hebben gehad. Daar voor dit demografisch onderzoek echter het begrip patriciaat in ruime zin is genomen, moet aan dit bezwaar niet te zwaar worden getild. Ondanks de betrekkelijk grote familieverwe- venheid, een verschijnsel waar we in een later hoofdstuk nog op terug zullen komen, was er voortdurend sprake van een zekere doorstro ming. II. De sterfte. Heel geestig heeft de demograaf en historicus Ohlin eens opgemerkt, dat de demografie zo op het eerste gezicht alle ingrediënten bevat die in literatuur de nodige spanning oplevert. Demografie heeft betrekking op liefde, sex, geboorte en dood.8 In demografische literatuur valt die spanning meestal tegen, aangezien er nog een ander element aan toege voegd wordt. Terwijl fictie en romanliteratuur het vooral moeten heb ben van individueel gedrag, wordt het voor de demograaf pas interes sant als bovengenoemde gegevens betrekking hebben op grote aantal len mensen. Kwantificatie speelt daarbij een grote rol. AI in de zeventiende eeuw ontdekte men, hoe verschillend gegevens over huwelijk, geboorte en overlijden per individu ook mogen zijn, de samenvoeging van die individuele gegevens een zekere regelmatigheid oplevert. De oudste constatering van die regelmatigheid is te vinden in de zg. actuariële wiskunde; een terrein waarop ook de Hollandse raad pensionaris Johan de Witt een zekere vermaardheid genoot. Ten be hoeve van overheidsleningen met een lijfrenteclausule, 'tontines' gehe ten, speurde men naar de gemiddelde leefverwachting. Uitgangspunt bij een dergelijke berekening (die ook momenteel nog op een wat nauwkeuriger wijze wordt toegepast) is, dat een groep mensen die dezelfde demografische gebeurtenissen als bijvoorbeeld geboorte of 23

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 37