huwelijk binnen een zelfde periode hebben ondergaan, gevolgd worden in de tijd. Een dergelijke groep wordt in het demografisch jargon een cohort genoemd en deze wijze van analyse heet longitudinale analyse. De oudste leefverwachtingstabellen waren -zoals de bekende van de Engelsman Halley, die zijn berekeningen baseerde op gegevens over de bevolking van Breslau - nog vooral gerelateerd aan een "fictief co hort". Daarbij werden degenen die in dezelfde periode maar op ver schillende leeftijd overleden tot één cohort gerekend. De invloed van migratie werd daarbij buiten beschouwing gelaten. Pas in de achttiende eeuw zou de Nederlander Kersseboom erin slagen om betere bereke ningen te maken. Wordt daarentegen gebruik gemaakt van momentopnamen, zoals bij de berekening van bijvoorbeeld geboorte- en sterftecijfers, dan spreken we over een transversale analyse.9 In veel gevallen verdient de eerste methode de voorkeur boven de tweede. Dat geldt zeker bij een analyse van de ons ter beschikking staande gegevens. Het berekenen van sterftecijfers, dwz. cijfers van jaarlijkse aantallen overledenen gerela teerd aan de omvang van de totale groep, is niet alleen moeilijk omdat het betrekkelijk lastig is jaar najaar de omvang van het patriciaat vast te stellen, maar heeft ook door de kleine aantallen weinig zin. Voor het bestuderen van het verloop van de sterfte is het beter gebruik te maken van zg. sterftetabellen. Weliswaar heeft een dergelijke tabel, die geba seerd is op genealogisch materiaal geen voorspellende waarde, zoals bij de bovengenoemde levensverzekeringstabellen het geval is, maar het voordeel is dat de tabel verband houdt met reële en niet met fictieve personen.10 Terwille van de overzichtelijkheid construeerden we ten behoeve van dit onderzoek verkorte tabellen bestaande uit vijfjaarlijk se groepen (x tot.x+5). De enige groep waarvoor we dit niet deden, was de groep éénjarigen. Op grond van andere onderzoekingen konden we namelijk reeds vermoeden, dat de zuigelingensterfte relatief hoog is geweest.11 Zelfs in de negentiende eeuw, toen de sterfte onder volwas senen begon af te nemen, was de zuigelingensterfte nog hoog en nam soms in steden zelfs nog toe.12 III. Leefverwachting bij geboorte. Inderdaad blijkt ook achteraf het onderscheid tussen éénjarigen en vijljarigen gerechtvaardigd te worden door de uitkomsten van de sterf tetabellen. De leefverwachting bij geboorte (e°) zowel van mannen als vrouwen is in alle cohorten lager dan die op vijfjarige leeftijd (e5), zoals is te zien in tabel 2.1. 24

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 38