Of dit bij het patriciaat van Zierikzee in de zeventiende en achttiende eeuw ook tot de voedingsgewoonten behoorde, is niet te achterhalen. Dit is ook het geval met het uitbesteden van het zogen. Weliswaar werd er in die tijd in het algemeen nogal eens geklaagd over het gebruik van een min door de meer gegoeden, maar het is niet na te gaan of dit ook in Zierikzee het geval was. Hoogstens kunnen we langs een indirecte weg achterhalen of er borst voeding is toegepast. Dit kan met behulp van het verschijnsel 'lactatie- of postpartum amenorrhoe'. Dit is een verschijnsel waarop we op p. 47 nog nader zullen ingaan. In het algemeen kan hier reeds gewezen worden op het feit dat het zogen van een kind fysiologische reacties bij de moeder teweegbrengt. Een algemeen voorkomende reactie is de verkleining van de kans op hernieuwde ovulatie. Vroeg overlijden van het kind leidt dan tot versnelde kans op ovulatie en als gevolg hiervan, gezien de afwezigheid van anti-conceptie, tot het risico van een nieuwe conceptie. Kwantitatief zal het zogen van kinderen zich dus uiten via de gemiddelde interval tussen geboorten. De gemiddelde interval tussen de geboorte van kinderen die als zuigelingen overlijden en de daarop volgende kinderen zal, indien borstvoeding wordt toegepast, immers kleiner zijn dan de gemiddelde interval tussen de geboorte van kinde ren, die in leven blijven. In Zierikzee variëren die gemiddelde interval len en is er inderdaad sprake van relatief grote verschillen. In het algemeen is dit verschil zelfs ca. 15 maanden (zie bijl. VII). Dit verschil mag zelfs voor een pre-industriële bevolkingsgroep groot genoemd worden. Er werd dus borstvoeding toegepast, zouden we kunnen con cluderen. Toch mogen wij een dergelijke gevolgtrekking slechts voor zichtig trekken. Er zijn andere invloeden, die sterk verstorend kunnen werken op dergelijke intervallen. Een van de belangrijkste is de leeftijd van de moeder tijdens de geboorte van het kind.19 Zoals we later in dit hoofdstuk nog zullen zien, nemen de afstanden tussen de opeenvolgen de geboorten toe, naarmate de vruchtbare periode van de vrouw ten einde begint te lopen. Een ander verstorend effect is ongetwijfeld het zg. inhaaleffect. Dit inhaaleffect kan zich voordoen indien het eerste kind vroegtijdig overlijdt. De ouders kunnen dan besluiten om sneller een tweede en derde kind achter elkaar te nemen. Hoewel het in theorie best mogelijk is deze variabelen te elimineren, is dit in ons geval wat moeilijk. De aantallen worden te klein om nog een zinvolle uitspraak te kunnen doen. Met de nodige voorzichtigheid houden we het erop dat borstvoeding zeer algemeen werd toegepast. Dit betekent dat zuigelingensterfte, zeker indien ze een gevolg was van endogene factoren, vooral veroorzaakt zal zijn door moeilijkheden tijdens de bevalling. Daarnaast speelden echter exogene factoren een rol. Het bakeren zal weinig bevorderlijk geweest zijn voor de gezond heid van de kinderen en bovendien zullen de kinderziekten snel hun tol hebben geëist. 28

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 42