Tenslotte is er nog een andere verklaring mogelijk. Het is bekend, dat
met name in Zeeland en Holland in de negentiende eeuw in grote mate
last ondervonden werd van malaria. Deze ziekte - vaak tussenpozende
koorts genoemd - had bij volwassenen vaak geen dodelijke gevolgen.
Voor hen die er aan gewend waren, was het een redelijk goedaardige
variant. Uitzondering op deze regel vormden de garnizoensoldaten, die
blijkbaar nog onvoldoende immuniteit bezaten.20 Het is mogelijk dat dit
gebrek aan immuniteit ook bij jonge kinderen van invloed is geweest.
Dit alles, gevoegd bij de algemeen voorkomende kinderziekten als
pokken, roodvonk, difteritis etc., heeft de leefverwachting van zuige
lingen laag gehouden. Een volledige verklaring voor de zuigelingen
sterfte zal door gebrek aan gegevens wel nooit te geven zijn.
VI. De sterfte onder adolescenten en volwassenen.
Het sterfteverloop op latere leeftijd vertoont, net als de kleutersterfte,
een veel minder dramatisch verloop dan de zuigelingensterfte. In de
meeste leeftijdsgroepen is er sprake van een geleidelijke toename van
de leefverwachting. Die bereikte een top in het cohort 1750-1799. Om
dit gegeven te illustreren hebben we in tabel 2.4 de leefverwachting op
het twintigste, veertigste en zestigste levensjaar voor mannen en vrou
wen in de diverse cohorten weergegeven.
tabel 2.4 Leefverwachting (ex) op twintigjarige, veertigjarige en zestig
jarige leeftijd in diverse cohorten.
Cohort geboren tussen:
Mannen
ex
1500/M9
1550/'99
1600/'49
1650/'99
1700/'49
1750/'99
20
33,1
25,8
25,7
25,6
28,1
29,0
40
19,3
14,3
15,0
17,1
20,1
20,6
60
8,1
6,9
8,4
8,4
8,2
8,7
Vrouwen
20
22,9
22,0
22,4
30,8
31,2
29,0
40
19,4
15,8
15,8
21,9
19,1
20,6
60
10,0
8,2
8,6
10,0
9,6
9,3
Hoewel er sprake is van een geleidelijke stijging als algemene trend
gedurende drie eeuwen, zijn er ook variaties waarneembaar. Zo geeft
het cohort 1550-1599 voor de mannen een lichte daling van de leefver-
29