wachting op de verschillende leeftijden te zien. Voor de vrouwen is er
sprake van een aanzienlijke stijging van de leefverwachting op twintig
jarige leeftijd in de periode na 1650. Opvallend is bovendien, dat terwijl
men een oversterfte onder vrouwen ten gevolge van overlijden in het
kraambed zou verwachten, de leefverwachting van vrouwen veelal
hoger ligt dan voor mannen. Ook op latere leeftijd zet het "inhaalef
fect" voor vrouwen zich blijkbaar door, kleine verschillen daargelaten.
Het gevolg hiervan is dat veel van de huwelijken eindigen door overlij
den van de man (zie bijlage II).
Toch is, ondanks de verbetering die in de achttiende eeuw optreedt in
de leefverwachting van volwassenen, de sterfte onder deze groep zeer
hoog. Met uitzondering van het cohort 1650-1699, is in het algemeen de
zuigelingen- en kindersterfte niet zo excessief als de sterfte onder
volwassenen. Dit laat zich betrekkelijk eenvoudig afleiden door een
vergelijking van onze leefverwachtingstafels met zg. modeltafels. Dit
zijn tafels die geconstrueerd worden met behulp van een groot aantal
tabellen, die zowel regionaal als in de tijd van elkaar verschillen.
Aangezien bij een stationaire bevolking (een bevolking waarin de leef
tijdsopbouw niet verandert) een aantal verschijnselen grote regelmaat
vertoont, is het betrekkelijk eenvoudig om - ook al beschikt men over
onvolledige gegevens - een groot aantal kenmerken over de desbetref
fende bevolking uit deze tabellen af te leiden. Met andere woorden:
indien bijvoorbeeld de leefverwachtingstabel bekend is en tevens de
bruto-reproduktiefactor, dan zijn de omvang van de leeftijdsgroep 15 -
44 jaar, het geboortecijfer etc. gemakkelijk te schatten. Wel moet men
er bij het raadplegen van dergelijke tabellen op verdacht zijn dat er
nogal wat onderlinge verschillen kunnen zijn tussen de tabellen waarop
de modeltafels gebaseerd zijn. Deze verschillen werden door Coale en
Demeny, die onder andere zulke modeltafels hebben vervaardigd, te
ruggebracht tot vier groepen.21 Deze modeltafels worden aangeduid
met west, noord, oost en zuid. Voor ons doel zijn alleen de 'noord' en
'west' tabellen geschikt. Het belangrijkste verschil tussen deze twee
groepen is vooral de relatief lagere sterfte in de jongere leeftijdsgroepen
in de 'noord' tafels. Volgens Coale en Demeny moet de dientengevolge
hogere sterfte onder volwassenen in de 'noord' tafels vooral geweten
worden aan de relatief grote invloed van sterfte aan tuberculose in de
Scandinavische landen in de negentiende eeuw.22
Hoe het zij, hetzelfde patroon manifesteert zich ook in de Zierikzeese
tafels. Indien we voor dit doel de tafels van beide geslachten bijeenvoe
gen (om aldus grotere aantallen te krijgen) dan vertonen de jongste
leeftijdsgroepen altijd het 'west' model en de oudere leeftijdsgroepen
het 'noord' model. Alleen het cohort 1650-1699 vormtéén uitzondering
op deze regel, maar dit moet dan ook geweten worden aan de zeer hoge
zuigelingensterfte in dat cohort. De sterfte onder volwassenen is dus
30