tamelijk groot en dat is in tabel 2.4 goed te zien. Het is een van de laagste niveau's van de modeltafels. Een niveau dat alleen bereikt werd door negentiende-eeuwse bevolkingsgroepen onder ongunstige om standigheden. VII. De sterfte onder het patriciaat; een vergelijking. Hoewel we reeds bij de gegevens over de zuigelingen- en kindersterfte constateerden dat deze niet onaanzienlijk was, rijst toch de vraag hoe ongunstig het sterftepatroon precies was. Een vergelijking met cijfers voor de totale Zierikzeese bevolking is helaas niet te geven. Wel be staan er een aantal andere demografische studies over elites in het pre-industriële Europa, waarvan we de uitkomsten kunnen vergelijken met de onze. De belangrijkste van deze studies zijn Hollingsworth's onderzoek naar de deYnografie van de Britse adel, de studie van Henry over het patriciaat van Genève, van Peller over Europese vorstenge slachten en tenslotte die van Hansen over de Deense adel.23 Van deze studies zijn, zoals reeds opgemerkt, vooral die van Henry en Hansen degene waarvan de resultaten zich het gemakkelijkst laten vergelijken. Toch is ook met andere studies een meer globale vergelijking mogelijk. Welnu, indien we de sterfte onder het Zierikzeese patriciaat vergelijken met die onder andere elitegroepen in het pre-industriële Europa, dan vallen de volgende zaken duidelijk op: 1) De zuigelingensterfte en in mindere mate ook de kindersterfte in Zierikzee is hoog en blijft in tegenstelling tot de situatie elders excessief hoog. Wel treedt er in de loop van de achttiende eeuw een verbetering op, maar deze verbetering weegt niet op tegen de ver slechtering in de zeventiende eeuw. De leefverwachting bij geboorte neemt in Genève regelmatig en in de achttiende eeuw zelfs sprongs gewijs toe; in Zierikzee is die toename aanzienlijk geringer (zie grafiek 2.1). 31

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 45