omvang van dit verschijnsel nog te vergroten, hebben we ons boven
dien beperkt tot de huwelijken waarvan de leeftijd van de vrouw bij
eerste huwelijk onder de dertig jaar lag. Voor deze huwelijken schom
melde het percentage rond de 10% (1500-1549 13,2; 1550-1599 8,5;
1600-1649 11,2; 1650-1699 10,1; 1700-1749 13,4 en 1750-1799 8,8%).
Dit is iets hoger dan het percentage dat Henry voor Crulai vond 1674-
1742 6%), maar belangrijk lager dan de aantallen die Wrigley gedurende
een groot deel van de zeventiende en achttiende eeuw in Colyton
waarnam.30 Overigens moet hierbij vermeld worden dat de aantallen
waarop beide onderzoekers zich baseerden veel kleiner waren dan die
waarover wij konden beschikken. Dit alles betekent echter wel dat in
ieder geval ook binnen de huwelijken tenminste één tiende gedeelte van
de potentiële vruchtbaarheid niet werd gerealiseerd. Letten we boven
dien op de hierboven genoemde tijdelijke steriliteit, dan moet dit per
centage nog beduidend hoger zijn geweest. Volledigheidshalve wijzen
we er nog op dat een deel van de gerealiseerde vruchtbaarheid niet in de
vorm van geboorten aan het daglicht treedt: de gevallen van (spontane)
abortus en miskramen, die uiteraard niet geregistreerd werden. Deze
verschijnselen gingen overigens ook weer gepaard met tijdelijke sterili
teit, zodat al bij al de invloed op de waargenomen vruchtbaarheid niet
onderschat mag worden.
Verschillende onderzoekers hebben daarom geprobeerd de invloed van
deze verschijnselen met behulp van een model te schatten. Dit is niet
onbelangrijk, omdat men anders te gauw geneigd is bij wat grotere
geboorte-intervallen te concluderen dat er geboortebeperking werd
toegepast. Wrigley31 noemt de volgende uiterste waarden (voor een
vrouw tussen 20 en 29 jaar) voor de geboorte-intervallen (in maanden):
minimaal
maximaal
amenorrhoe
4
16
pauze vóór nieuwe conceptie
2
4
tijd verloren door miskramen
1,5
2,5
tijd tussen conceptie en geboorte
9
9
16,5 mnd.
31,5 mnd.
Zelfs als er dus perioden van twee a drie jaar liggen tussen de geboorte
van twee elkaar opvolgende kinderen, dan kan dit het gevolg zijn van
biologische oorzaken en niet van toepassing van geboortebeperking.
Indien echter de gemiddelde intervallen groter worden dan ca. 30
maanden, dan heeft het zin om te overwegen of er geboortebeperking is
toegepast.
Aangezien zo langzamerhand wel is komen vast te staan dat bewuste
gezinsbeperking niet alleen voorkomt in hoog-geïndustrialiseerde sa-
43