De grootste verschillen in huwelijksvruchtbaarheid zijn dientengevolge vooral waarneembaar tussen de zeventiende eeuw enerzijds en de achttiende eeuw anderzijds. Waar moeten we deze verschillen aan toeschrijven? In de eerste plaats, uiteraard, aan de invloed van de lactatie-amenorrhoe. Ook bij de Zierikzeese gezinnen is, zoals we reeds constateerden, de tijdsafstand tussen de geboorte van een kind dat vroegtijdig overlijdt en het volgende kind aanzienlijk kleiner dan tussen twee opeenvolgende kinderen waarvan de eerste in leven blijft. In alle cohorten tesamen is de gemiddelde geboorte-interval bijna veer tien tot vijftien maanden langer wanneer het vorige kind langer dan een jaar blijft leven. Dit gemiddelde is zelfs zo constant dat er in dezen nauwelijks verschillen bestaan tussen de cohorten onderling. Wel zijn er vanzelfsprekend verschillen op grond van de leeftijd van de moeder en in mindere mate op grond van de omvang van het gezin. In het algemeen worden namelijk de verschillen tussen beide geboorte-inter vallen groter naarmate de leeftijd van dè moeder hoger is en de gezins grootte omvangrijker. Indien we deze gegevens nu in verband brengen met de in een vorige paragraaf reeds besproken omvangrijke zuigelingensterfte in de zeven tiende eeuw, dan volgt daaruit dat de hoge huwelijksvruchtbaarheid voor een belangrijk deel reeds bepaald werd door zuigelingensterfte. De lactatie-amenorrhoe had blijkbaar niet veel remmend effect op de huwelijksvruchtbaarheid in de zeventiende eeuw en wel weer in de achttiende eeuw, omdat zuigelingen toen in grotere getale in leven bleven. Daarnaast is het evenwel ook mogelijk dat er verschillen bestaan tussen de huwelijksvruchtbaarheid in de diverse cohorten als gevolg van min of meer bewuste gezinsbeperking. Uitgesloten is dit niet, aangezien elite-groeperingen ook elders in de loop van de achttiende eeuw wel overgingen tot een zekere regulatie van het kindertal. Wrigley consta teerde dit verschijnsel zelfs reeds tegen het midden van de zeventiende eeuw voor de plattelandsbevolking in het dorp Colyton.36 Wil men langs kwantitatieve weg vaststellen of er inderdaad sprake was van gezinsbeperking, dan onderwerpt men doorgaans de tijdsafstand tus sen de geboorten aan een nader onderzoek. Vooral als de gemiddelde intervallen groter worden dan 30 maanden bestaat er aanleiding om te vermoeden dat een zekere regulatie van het kindertal plaatsvond. Voor we daarover een uitspraak kunnen doen, moeten we eerst aangeven wat de relatieve omvang is van de geboorte-intervallen in de diverse cohorten. In tabel 2.14 zijn daarom respectievelijk de geboorte-inter vallen van bescheiden omvang (tussen 1 en 18 maanden), middelmatige omvang (tussen 19 en 30 maanden) en grote omvang (meer dan 30 maanden) procentueel weergegeven. 47

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1979 | | pagina 61